Stilte, ongeloof, verwarring, vertwijfeling, angstige blikken…. Zomaar wat eerste reacties als mensen hoorden dat ik naar Israel ging. Althans, met name van mensen die nog nooit daar waren geweest, en voor hun (beperkte) beeldvorming afhankelijk zijn van het Journaal. ‘Is dat dan niet eng?’ Nee. ‘Dat is toch veel te gevaarlijk?’ Nee. ‘Voel je je daar wel veilig?’ Nou en of. ‘Is het dan nog wel gezellig met militairen op straat?’ Zeker weten.
OK, bepaalde zorgen kon ik nog wel verklaren, aangezien die laatste keer de Gaza oorlog nog behoorlijk woedde. Maar ja, ik had geen plannen om een boek te maken met de titel ‘Gezichten van Gaza’, hoewel dat wel aantrekkelijk klinkt, nu is het zo opschrijf. Nee, voor ons boek ‘Gezichten van Jeruzalem’ hoefden we ons niet te gedragen als oorlogsfotografen. Maar merkten we dan helemaal niks van het conflict? Ja, dat wel. De militaire aanwezigheid was duidelijk, maar dat hoeft niet per se met de oorlog te maken te hebben gehad. Af en toe werd een raket onderschept door de Iron Dome, wat dan eindigde in een enorme zware dreun.
Gek genoeg had het conflict voor ons zelfs een aantal voordelen. Het was overal behoorlijk rustig en Nederlanders waren nagenoeg niet te bekennen. Een ongekend fenomeen, want normaliter kun je ze voorbij elke straathoek verwachten dan wel horen. Ja, bij de Klaagmuur stond een Hollander. Althans, ik heb hem niet gesproken, maar zijn oranje outfit gaf enige indicatie van zijn herkomst.
De meest overtuigende Nederlandse aanwezigheid was bovenop de oude stadsmuren van Jeruzalem. Op zich een geweldige plek om het stadsleven vanuit een andere invalshoek vast te leggen. En ook hier was het enorm rustig, maar na een paar minuten hoorde ik geschreeuw van een man-met-hoed en rondom hem een groep mensen die ademloos luisterde. Het was daar op die muren doodstil, maar de beste man ging tekeer alsof hij op de Rotterdamse Coolsingel mensen toesprak terwijl bussen, auto’s en trams voorbij denderden. Van nature heb ik al de nodige moeite met die luide Hollandse keelklanken in den vreemde en die moeite nam alleen maar toe.
Prima om mensen te inspireren, maar een onsje of wat minder mag best. Uiteraard wilde ik wel weten waar de man over sprak, want hij had duidelijk wat te melden, dat kon je zien aan de luisteraars, velen met een boekje in de knuisten. Ik heb mijn best gedaan om hem te volgen, maar ondanks de meer dan luide verkondigingen lukte dat niet echt, zachtjes uitgedrukt. “Dat verklaart de leegloop in je gebedskringetje”. Ja, het is Nederlands, maar daar houdt het wel mee op voor mij. Langzaam maar zeker kwam hij op stoom en bulderden zijn uitspraken en preken over half Jeruzalem. Met een duidelijk voorkeur voor het werkwoord zullen, dat hij op orkaankracht uitsprak. “Ik zál het doen”, “ik zál ingrijpen”, “ik zál je een nieuw hart geven”. En overal waar wij heen gingen kwamen we de groep tegen. Vriendelijke, aardige mensen, waarvan een aantal, door elkaar heen, op vol volume proclamaties liep te uit te schreeuwen.
Normaliter kan ik daar dan wel de humor van inzien, maar daar, in die omgeving die zo’n rust uitstraalde nam de ergenis behoorlijk toe. Het bleek dat de man-met-hoed elke ochtend een dergelijke rondgang maakt, en dat onder de naam ‘Never be silent’. Ik moet zeggen dat ze perfect handelden in de geest van die naam. Gelukkig keerde het gezelschap halverwege om, en keerde de rust eindelijk terug, met in de verte nog af en toe een “zál” of “zúllen” uitbraak. En voor ik het wist liepen we er alweer om te lachen en kwamen we met allerlei varianten. Welke? Dat zál ik niet zeggen!! Nee, dat zál niet gebeuren!! Oeps, wat doe ik nu….