
Ezels op de Rotterdamse Lijnbaan. In dit geval echte ezels. Een foto genomen eind 1989 voor de fotografie vakgroep aan de School voor de Journalistiek in Utrecht. Nu, eind 2015 kwam ik die beelden weer tegen en opeens besef ik: Kijk, hier zie ik eigenlijk de voortekenen van het soort type fotografie zoals dat een kwart eeuw later eruit zou gaan zien.
De combinatie van aparte, maffe, mooie of bizarre momenten, met de bekende plekken van de stad als decor. Ik weet niet of dat toen ook mijn opzet was, maar zo oogt het wel. De herinneringen aan die dag in Rotterdam zijn wat vervaagd. De tand des tijds slaat zèlfs bij mij toe. Sommige foto’s lijken als nieuw en andere kan ik me nog goed herinneren. Althans, ik kan me niet voorstellen dat mijn fantasie hierop los is gegaan.

Een paar dagen eerder was ik op stap gegaan met de fonkel nieuwe camera van mijn vader. Een Fujica AX-1. Een gelikt ding om te zien en mijn vader wist me te vertellen dat het een ‘spiegelreflex camera’ was. Dat klonk geweldig stoer en professioneel. Wat het allemaal inhield? Geen idee, maar ik zag wel dat op deze camera ook andere lenzen gezet konden worden en er stonden heel veel cijfertjes op.

Mijn vader was enorm trots op het apparaat, maar wist er niet echt mee om te gaan. Geen probleem, ik ga de camera wel uitproberen en dan zou ik hem wel voorlichten. In het centrum van Vlaardingen deed ik de eerste proeven en na een paar foto’s kapte het apparaat ermee. Daar kwam ik echter thuis pas achter. Ik vond het ding al zo stil. Maar goed, wist ik veel? Nee dus. Na een reparatie deed de Fujica het weer. Hup, in de Sprinter naar Rotterdam CS.

De uren in Rotterdam vond ik geweldig. Alle zintuigen werkten op dat moment. Rumoer bij een Blokker winkel? In versnelde mijn pas daarnaartoe en ik was nog net op tijd om de dampende resten van een apparaat te zien. Eigenlijk was ik natuurlijk gewoon te laat, maar in dat stadium ben je wat sneller tevreden dan nu. Overal zag ik dingen gebeuren. Man, man, wat had ik het naar mijn zin.

En op het moment dat ik fladderde over de Hoogstraat hoorde ik de camera weer niet. Hetzelfde euvel als in Vlaardingen. In de buurt van de Laurenskerk bezigde ik allerlei kwalijke termen, maar dat deed de camera niet tot leven komen. Woest, witheet en des duivels ging ik weer naar huis. Samen met mijn vader naar de camera gekeken. Dan moet een aandoenlijk schouwspel zijn geweest, want we hadden allebei geen flauw idee wat we zagen en wat we aan het doen waren. Zijn a-technisch gen heb ik namelijk feilloos van hem overgenomen. Het was een kansloos samen zijn. Uiteindelijk is de camera nooit meer gebruikt. De slopershamer heeft het onding nooit ontmoet. Sterker nog, hij staat hier recht voor mijn neus en gaat ‘apres-blog’ weer de vitrinekast in. Met het immense Fujica-drama eindigde op dat moment mijn kennismaking met straatfotografie.

De jaren daarna fotografeerde ik er flink op los, maar niet op straat. Elk jaar was er één grote uitzondering: de feesten van de moren en christenen in Spanje (zie vorig blog). Honderden analoge foto’s maakte ik in een paar dagen van de inwoners. Daarna weer de geijkte dingen: gebouwen, luchten, etc. Dat veranderde nauwelijks tijdens mijn maanden in Zuid-Afrika. Ach, laat ik dat wat verhevener zeggen: Ook niet tijdens mijn Afrikaanse periode. Beesten? Ja. Mensen? Amper.
Ergens in 2003 kocht ik mijn eerste digitale camera: een Sony DSC-V1. Een geweldige camera waar ik uiteindelijk weer de straat me op ging. Ja, dit zou de komende jaren mijn camera zijn.

In de zomer van 2004 ging ik met de Sony naar een folklore festival in Soest. Thuis bekeek ik meteen de foto’s. Och, wat zullen ze mooi zijn…. Al snel kreeg ik weer het Fujica gevoel. Alles was mislukt, bewogen of vaag of te donker. Met rode koontjes liet ik een dag later de foto’s zien aan Anat. Ik verwachtte dat ze het met me eens zou zijn dat de camera volstrekt waardeloos was en rijp voor de sloop. Ik stond al klaar om het ding met een lieftallige glimlach dwars door midden te meppen. Echter, haar reactie was een ietwat andere. Ze wees me er fijntjes op (en dat doet extra zeer), dat de sluitertijden wel erg traag waren voor dansende mensen en dat mijn diafragma leuk was voor op een zonnig strand maar niet voor in een duistere tent. Echt snappen deed ik het allemaal nog niet, maar ik begreep wel dat de schuld wellicht bij mij zou liggen. Ja, ik weet het, dat klinkt zeer onlogisch, maar toch…
Anat was inmiddels aardig ingeburgerd in de wereld van digitale fotografie. Ze was de trotse bezitter van een Nikon D70. Een geweldig apparaat om te zien, maar ja, dat vond ik van de Fujica ook. In die jaren (2001-2009) waren we nog vooral collega’s bij een grote telecomboer in de Hofstad en in de pauze liet ze me zien wat die camera allemaal kon. En dat was best veel.

Het is nu iets meer dan tien jaar geleden we ons eerste camera-rondje maakte. Al gauw zag ik dat de Sony op zich een beste camera was, maar wat beperkt in zijn mogelijkheden. Bovendien was het geheugenkaartje van 32MB een beetje te krap, en niet uit te breiden. De tijd was daar om ook naar Nikon te gaan. De maanden daarna deed Anat haar naam en faam als wandelende encyclopedie eer aan. Ze wist precies wat voor instellingen ik moest gebruiken in welke omstandigheden. Na het debacle in Soest wilde ik meer weten over sluitertijd. Ze nam me mee naar de fonteintjes bij station Voorburg. Stapje voor stapje, instelling voor instelling liet ze me zien wat de effecten waren. En na veel oefenen merkte ik dat het kwartje was gevallen. Ik was helemaal klaar voor National Geographic!

Een zeer herkenbaar en geweldig verhaal !
Dank je Fred. Soms is de lange omweg mooier dan een rechte lijn naar het einddoel…
Groet,
Erwin van Maanen