Benidorm. De klank zal menigeen doen huiveren. Deze ‘stad’ staat immers symbool voor alles wat fout is aan (massa)toerisme: eindeloze hoogbouw, volle stranden, voer uit thuislanden, plat vermaak en noem maar op. Zelf behoorde ik ook tot die groep critici voor wie een bezoek aan Benidorm gelijk stond aan een soort permanent Halloween. In die laatste zin voelt u wellicht al een nuance naderen. En inderdaad die nuance volgt hieronder: radicaal.
Jaren geleden zeiden mijn Britse vrienden Daniel en Jean in Spanje dat Benidorm echt een geweldige stad is om te bezoeken, met een puike sfeer en geweldige authentieke restaurantjes, gebaseerd op de hemelse Valenciaanse keuken. Zoals een goede Hollander het betaamt liet ik die aanprijzingen voor wat ze waren. Ik wist immers beter. Waar die stelligheid op was gebaseerd? Geen idee, waarschijnlijk een soort fictieve natuurwet. Uiteindelijk ging ik met de nodige scepsis met ze mee en bij het binnenrijden wist ik weer waarom ik het zo vreselijk vond: de enorme hotels, de stromen mensen met luchtbedden richting het strand en overal die vreselijke Hollandse vreetschuurtjes.
Wentelend in de warmte van mijn eigen gelijk liet ik me rondleiden door de stad. En na een tijdje merkte ik dat het toch niet zo zwart wit was. Ai, dat maakt het leven een stuk complexer. We gingen paella Valenciana eten en die bleek pure klasse. En de sfeer op straat was ontspannen ondanks de drukte. Aan het eind van de dag, bij het ondergaan van de zon reden we omhoog naar de Punta de Pinet met een uitzicht over zee en Benidorm. Dat deed het laatste restje cynisme op de rotsen te pletter slaan. Het was de laatste dag van de vakantie en als ik in één ding dramatisch slecht ben dan is het afscheid nemen. Dus ik nam mezelf in stilte 1 ding voor: I will be back.
Ik wilde me onderdompelen in het Benidorm wat ik altijd zo gemakzuchtig had verafschuwd. Een type gemakzuchtigheid dat ik anderen zo makkelijk verwijt (zie blog over Rotterdam). OK, een broodje van Kootje ging me wat te ver, maar voor de rest wilde ik het graag van dichtbij zien. Centraal in het Benidormse leven staat het strand, zoals de Playa de Levante. De eerste aanblik doet me even met de ogen knipperen. Het is nog vroeg in de ochtend en de stranden liggen volkomen vol. Sommigen al intens rood verbrand, anderen zijn bezig met ochtendgymnastiek of nemen een duik. Het valt me op dat iedereen zijn gangetje gaat. Niemand let op de ander (behalve ondergetekende met zijn camera) en de sfeer is enorm ontspannen.
En goh, wat apart, mensen praten met elkaar of lezen een boek van echt papier. Amper zie ik de geknakte nekjes op de pientere telefoon om te checken of iemand hen leuk vindt. De hele kustlijn loop ik af en ga af en toe zitten op een muurtje. Nergens zie ik mensen zich haasten of hoor ik types proberen verbaal boven de rest uit te stijgen. Ongekende luxe voor deze Nederlandse oren. Ja, de gemiddelde leeftijd is vrij hoog, maar er zijn ook zat jongeren en alles mengelmoest aangenaam met elkaar.
Later ga ik sfeertje proeven rond het zogeheten Balkon van Benidorm, een uitstulpsel hoog boven de Mediteranee. De atmosfeer is heel kalm en rustig, hoewel het jammer is dat na een tijdje een stel panfluitspelers los gaat. Ik probeer me ervan af te sluiten. In deze hoek zijn beduidend meer Spanjaarden. Ik raak verzeild in een spel van bizar uitgedoste studenten. Op het Balkon staan 2 tafels met lege blikjes. In zo kort mogelijke tijd moeten ze allebei met 1 rietje een blikje van de ene naar de andere tafel brengen. Kinderachtig? Absoluut en daarom zo geweldig om te zien. Jezelf belachelijk maken; prachtig! Na een tijdje hobbel ik verder, al is het maar om verlost te zijn van die panfluit-terroristen.
Opeens zie en hoor ik wat in de verte. Mijn ogen gedragen zich als die van de Man van Zes Miljoen. Onder het kruisje op mijn netvlies zie ik een koor zingen op het strand. Hiermee houdt de vergelijking overigens op met dat mannelijke bouwpakket, want ik doe er ‘wat’ langer over om daar te komen. Op het strand staat een fors koor allerlei Spaanse evergreens (siempreverdes?) te zingen. En nee lieve mensen, niet met dunne, voorzichtige stemmetjes, maar met passie en volume. Wat kunnen die gasten zingen en wat klinkt het geweldig. Ik wurm me tussen de mensen om het nog beter te ervaren. Dit is echt een feest. Opeens voel ik een duwtje tegen mijn ellenboog en een Spaanse oud vrouwtje kijkt glunderend omhoog naar me en zegt: “Mooi hè?”. Ik zeg dat ik dit geweldig vind waarop ze zegt: “Ik zie het de hele tijd aan je gezicht”. Oeps, de observeerder is geobserveerd!
Na het koor ga ik nog even terug richting het Balkon. In de verte hoor ik die panische fluiters weer. Ze gaan hun gang maar. Inmiddels is het een stuk drukker geworden, maar iedereen gunt en geeft elkaar de ruimte. Het is tijd geworden om Benidorm vaarwel te zeggen. Afscheid nemen, welke ellendeling heeft dat ooit uitgevonden??? In stilte kijk uit over de zee, hotels en bergen. Prompt beginnen die verrekte panfluiters weer. Maar nu voelt het anders, totaal anders. Op de een of andere manier raakt de muziek me nu direct in mijn ziel. And time goes by so slowly. Beneden op zee zie ik twee kanovaarders. En achter me hoor ik de panfluit-versie van Unchained Melody van de Righteous Brothers. Lonely rivers flow to the sea, to the sea.
Ik laat de camera hangen om dit moment goed tot me door te laten dringen. Alsof hier de eeuwige wereldvrede is uitgebroken. Complete harmonie. En tjonge wat is dat sterk spul die Fisherman’s Friend. Ik probeer erachter te komen waarom me dit zo raakt (de ratio is dan een veilige vluchtheuvel). Ga ik straks al het werk kopen van Gheorghe Zamfir? Waarom juist dit ene nummer? Terug in de auto blijft die melodie in mijn hoofd zitten en thuis zet ik het nummer op. Het blijft een prachtig nummer, maar uiteindelijk gaat er niets boven die ene panfluit-versie.