Eergisteren, 23 november, was het precies één jaar geleden dat het prachtige, oude roestige bouwval van Rotterdam, De Hef, werd ontdaan van zijn beweegbare middengedeelte. Beter bekend, maar niet alom bekend, als het val. Lidwoorden, soms zijn ze verwarrend. Een paar weken daarvoor waren we ook bij de hefbrug. Sterker nog; we gingen er zelfs op. Iets wat al geruime tijd op ons lijstje stond om te doen.
Op een zonnige zaterdagmiddag was het dan zover. Met blij gemoed ging ik op pad. Het blijft immers bijzonder dat je een object dat je heel je leven van een afstandje hebt gezien nu echt met een officieel bezoek mag vereren. Mijn plezier verdween echter vrij snel toen we eenmaal over de 66 meter hoge Hef marcheerden. ‘Mijn hemel, wat is het hoog, wat is het open en ik kan alleen maar vooruit’. Hoogtevrees nam bezit van alles wat ik dacht en deed. ‘Geniet nou eens van het uitzicht, slapjanus’, doorgaans gevolgd door een paar obligate foto’s.
‘Denk aan je ademhaling!’, maar de tweede inhalering bleef alweer steken ergens in mijn keel. Eenmaal boven in de stuurhut stond ik er bij als een living statue. Anat genoot van oor tot oor en had nergens last van. De beheerder stelde haar dan ook teleur toen hij zei dat de trappen verder omhoog gesloten waren vanwege de bar slechte staat van De Hef. Zelden was ik zo blij met het verwaarlozen van monumenten. Met enige genot keek ik naar de M.C. Escher-achtige trappen die ergens boven de wolken die er niet waren eindigden. Er werd het nodige verteld, maar echt gehoord heb ik het niet. In gedachten was ik al bezig met de afdaling via de steile trappen en de afzetlinten boven de helse, stedelijke ravijnen.
De trap van boven naar beneden was eigenlijk nog smeriger dan omhoog. Ik zag nu overal beneden mij boten, auto’s en fietsers voorbij schieten. Planet earth is blue, and there’s nothing I can do. Halverwege de trap hield iemand halt om even rustig te kijken. Blijkbaar kreeg de persoon schroeiplekken in haar rug van mijn vuile blik, want ze liep toch maar gauw door.
Robotachtig ging ik terug naar moeder aarde. Mijn geliefde moeder aarde. Daar kwam mijn ademhaling weer op gang en verwachtte ik Anat kort achter me. Dus niet, die leek meer op een Epke Zonderland die een perfecte brugoefening deed. Met losse handjes lopend en over de afrastering hangend nam ze foto’s. “Gaaf hè?”, vroeg ze stralend eenmaal beneden. “Ja, heel apart, maar zullen we verder gaan?”.
Eind november waren weer bij De Hef in Rotterdam, maar dan onder leefbare omstandigheden. Vanaf de kade hadden we vanuit het media-vak een glorieus en veilig zicht op ‘het val’. De organisatoren hadden er een heus evenement van gemaakt, zoals het hoort. Achter ons werd een cd met muziek over Rotterdam gespeeld. Leuk, dacht ik in het begin, maar de cd besloeg denk ik zo’n 10 nummers en die werd continu gedraaid tussen alle bedrijven door. Al met al heb ik elk nummer al gauw zo’n twintig keer gehoord. Laat ik het zo zeggen: dat deed me wel wat; het maakte diepe indruk.
Dat was een luxeprobleem en het gemiep van iemand die altijd graag wat te miepen wil hebben. De werkzaamheden, daar ging het om en die waren een mooi staaltje teamwerk. Ondanks de enorme omvang van het te tillen gevaarte (560 ton) was het verfijnd centimeterwerk. En toen het tij eenmaal geschikt was kon wethouder Eerdmans het commando geven om het val eruit te tillen. Na een paar minuten kwam het los en was de Euromast zichtbaar.
Daarna vertrokken de mensen geleidelijk aan, maar als zo vaak bleven wij tot het bittere einde (waar ik eigenlijk het zoete einde bedoel, maar dat bestaat gek genoeg niet). We wilden namelijk het val op een ponton zien vertrekken en langs de Erasmusbrug zien varen richting de Gustoweg in Schiedam. Ook daar kwam een levenswijsheid tot tot uiting: vurige wensen zijn niet op afroep realiseerbaar. Aldus geschiedde bij het vertrek van het val.
Nu was het bepaald geen zware opgave om daar rond te slenteren, ondanks de zere voeten. De werklui zijn uiteindelijk interessanter om te fotograferen dan dat stuk uitgeblust roest in zijn ferme takels. Dat hangt daar op zijn gemakje te hangen. Opvallend is elke keer weer hoe ontspannen die gasten dat werk doen en het enorme plezier. Menig kantoorklerk (ik ben er zelf ook een tijdje een geweest, dus ik mag dat wel zeggen) zou het niet jofel hebben gevonden om op zondag te werken. Deze mensen gaan door met hart en ziel. Eigenlijk precies zoals Anat en ik, op onze manier dan. Vergezocht? Volgens mij niet, ook al is het effect van een bewogen foto minder, dan een foutje bij het takelen.
Maar waarom moest het nou zo lang duren, want het was inmiddels aarde donker? Bovendien was het na een zonnige dag gaan regenen. Een beetje uit verveling gingen we maar wat experimenteren langs het water, met in de verte de twee enorme drijvende Matador-bokken van ruim 45 meter hoog. Het zag er niet naar uit dat we zo nog langs zouden zien komen. Jammer, want zodoende was het verhaal-van-de-dag niet echt af. Beetje lullig is ‘verhalende fotografie’ je ding is. Maar terwijl ik moeilijk lag te doen met mijn camera vlak boven het water hoorde ik de bellen rinkelen van de Koninginnebrug. En daar, als in een science fiction film (waar ik overigens nooit naar kijk), kropen de bokken naderbij.
Meteen besefte ik dat dit een heel bijzonder moment was, vanuit mijn fotohoofd gedacht. Ik keek om me heen en zag alleen Anat. Verder was iedereen naar huis. In doodse stilte kwamen de prachtig verlichte bokken voorbij en bijna onzichtbaar op een ponton het val. Door de regen en weerkaatsing van het stadslicht kleurden de wolken oranje. Even verderop ging de Erasmusbrug open en konden we precies die foto’s maken die we wilden. Rotterdam in de donkerte met een meer dan speciaal transport dat langs de bekende plekken vaart. Arme mensen die nu met hun prakkie op schoot voor de tv zitten. Toen de Erasmusbrug weer gesloten was konden we de camera’s uiteindelijk opbergen. Van 11.00 tot 18.00 uur bezig geweest, ieder op 1 krentenbol en vier slokjes water. Het was intens genieten met extreem calvinistische trekjes.