Onvervalste en pure heroïek. De barre elementen trotseren, uitdagen en zonder vrees tegemoet treden. Heel nuchter en bescheiden zijn dat de typeringen als ik denk aan afgelopen dinsdag. Terwijl velen van u aan de dampende gehaktbal en geprakte aardappelen met een kuiltje jus zaten waren Anat en ik actief op het Schouwburgplein in Rotterdam. Niet dat we daar een wervelend optreden gaven of zo; nee, wij waren aanwezig bij de Chanoekaviering. Chanoeka is een joodse feestdag, (totaal niet) vergelijkbaar met Kerstmis.
Net als voorgaande jaren werd de viering in de buitenlucht gehouden. Edoch, deze keer hadden de weergoden een sadistische bui. Het moment dat de bijeenkomst begon kwam het natte vocht genaamd regen massaal naar beneden, aangejaagd door een licht hysterische wind. Niet echt een droomscenario, maar als het dan slecht weer moet zijn, laat het dan ook meteen ongegeneerd slecht zijn. En in dat specifieke verband gingen mijn wensen bij de meteo-goden in vervulling.
De aanwezige ambassadeur van Israel leek het allemaal niet te deren. Terwijl de aanwezigen zich onder een tapijt van paraplu’s bevond stond hij vol in de regen en wind boven op de steiger die was omgebouwd tot kandelaar en genoot intens van de slagregens. Fotograferen vanaf beneden was ietwat extreem uitdagend. De zoeker van de camera van zeiknat en kijken door een natte zoeker is als kijken zonder bril, of in mijn geval kijken door een sterke bril op.
Het deed me een beetje denken aan eerdere ervaringen met bar en boos weer. En dan heb ik het niet over een laf motregenbuitje, maar echt van dat weer waarbij ieder normaal mens binnen blijft. Op een paar mafketels met een fotocamera na. Zo stond een paar jaar geleden de Wilhelminapier vol mensen om twee cruiseschepen binnen te zien komen. Naast ‘huisboot’ de MS Rotterdam was dat de prestigieuze Royal Princess. De naam alleen al verraadt dat het meer is dan zomaar een schuit met wat hutten en schransschuurtjes. Exact bij binnenkomst stak er een storm op en begon het te hozen. Mijn eerste reactie was er een van een vocabulaire beperkt en ietwat vuig niveau, maar al snel zag ik de schoonheid en de kansen. Recht voor me werd een loopplank neergekwakt en zonder enige beschutting mochten, nee, mooier nog: móesten honderden passagiers op die manier de Koninklijke Prinses verlaten. De wind sloeg onder het afdak waar ik stond en menigeen bleef op grote afstand kijken onder het laatste stukje bescherming. Nu ben ik niet zo van het kuddegedrag. Dat voelt alsof ik aan alle kanten aan de ketting lig. Er restte mij dan ook niets anders om met camera en al vol in de storm en regen te gaan staan. Ja, zeker een risico voor de camera. Maar goed, als deze het niet zou overleven wist ik in ieder geval de oorzaak en had ik sowieso behoorlijk unieke foto’s.
Het voordeel van zo’n gladde loopplank is ook dat mensen keurig een voor een naar beneden komen. Normaal kijk ik als een obsessieve kat om me heen die overal vogeltjes ziet. Het was een prachtig schouwspel te zien hoe passagiers volkomen werden verrast door het compleet gestoorde lenteweer. Sommigen in hun keurige kleding die bij een cruiseboot past. En weer anderen die goed voorbereid naar buiten gingen en eerst hun paraplu omhoog deden. Waarna de wind deze vakkundig naar de verdommenis hielp. Zachtjes zing ik het lied van Demis Roussos: My friend the wind.
Een kudde fotografen, verbonden aan de royale schuit, ging met hun speelgoed op pad, in de hoop mensen te fotograferen, met de boot als decor. Een actie die ze in elke haven uitvoerden. Uiteraard had geen hond hier behoefte aan. Wat maar bewijst dat je als fotograaf nooit op de automatische piloot je werk moet doen.
Ik had het geweldig naar zijn met al die worstelende passagiers. Ik hoor u al schamper denken dat dit neigt naar leedvermaak. Ach, noem het zoals u het wil, ik noem het eerder een feest der herkenning. OK, nu gaat mijn ervaring met boottochten niet veel verder dan het pontje Hekelingen, maar ik kon me zo goed voorstellen hoe deze mensen zich moeten hebben gevoeld. Vooral als je naar buiten stapt en je eigen adem met een noodgang terug je longen in wordt geblazen, met een slok regenwater erbij. Zeg nu zelf, dat is toch genieten, al dan niet stiekem? Hoewel ik me kan indenken dat het verschil wel erg groot moet zijn geweest tussen de rauwe Rotterdamse realiteit en de luxe van de dobber prinses.
(Wat nu volgt is een klassiek bruggetje). Nu ik het toch over een prinses heb…. Toen WA en Maxima net koning en koningin van het koninkrijk waren maakte ze een toer door het vaderland. Overal waar ze kwamen was het mooi, aangenaam en rustig lenteweer. Op de eerste dag van de zomer deed het tweetal Voorne Putten aan, in het bijzonder Hellevoetsluis. Dat heeft al een wat trieste bijklank als je als koninklijk paar naar Voorne Putten gaat en blijkbaar vonden de regelneven dat in de hemel ook. Storm, regen, loodgrijs en ijzig koud; dat waren de ingrediënten voor een warm welkom.
Zwaar piep natuurlijk voor de organisatoren, maar dankzij dat bizarre weer zullen WA en Maxima zich die middag vast nu nog herinneren. Niet dat ik ze erg vaak meer spreek hoor (we zijn allemaal druk), maar ik kan het me zo indenken. En het blijft een apart beeld: WA en Maxima in hun keurige kloffie die op het dek staan te wuiven en het gepeupel kletsnat staat te blauwbekken in hun winterse jassen.
Soms is het barre weer lastiger fotografisch vast te leggen. Zoals bij bittere koude door vorst en wind. Dat kregen we dus te verduren in de winter van 2012. Wie herinnert zich die winter niet? Nee, ik ook niet. Maar ik herinner me wel onze tocht door Amsterdam. De adviezen van het KNMI vooraf waren best wel duidelijk: blijf gewoon binnen, want bij -8 graden en een stormachtige wind kan het gevaarlijk koud worden. Wij dankten De Bilt voor het advies en togen naar de hoofdstad. En ik moet zeggen; in dit geval hadden ze best wel gelijk. Het was zo walgelijk weerzinwekkend gemeen koud dat zelfs wij iets hadden van: dit is niet leuk meer.
Na een tijdje dachten onze camera’s hetzelfde. Door de snijdende kou klapte de spiegel niet meer terug. Simpel gezegd: de camera’s trokken het niet meer. In feite waren ze bevroren. Na wat ontdooien in een bar trokken we verder naar ons einddoel: de Pythonbrug op het Borneo-eiland. Dit rode gevaarte wordt ook wel de Hoge Brug genoemd. Een logische naam, want het ding is hoog. En wat ook zo leuk is van hoge gedeelten: je vangt extra wind. Het uitzicht over de ijsschotsen was geweldig, maar terugdenkend vraag ik me af waarom we in hemelsnaam juist op die dag naar Amsterdam zijn gegaan. De brug ligt er immers elke dag. Of is het een onbewuste drang naar onvervalste en pure heroïek?
Code rood heeft wel een mooie foto opgeleverd van de brug met daaronder de ijsschotsen.