Zomaar een citaat (sterkte alvast): “Misschien is alle grote fotografie een poging om het verschijnen van een plek te betrappen. Want een plek – wat dacht je anders – bestaat niet. Een plek verschijnt. Niemand kan een plek dwingen hier te zijn, voor iedereen. Men kan geen plek bouwen. Men kan het verschijnen van plekken bemoeilijken; men kan ze zelfs onmogelijk maken. Macht elimineert plekken. Want de plek ontsnapt aan het zicht van het panopticum…. De plek zegt: men keert eindeloos naar dezelfde plek aan de oever terug.” (uit: Lichtpapier door Dirk Lauwaert)
Nee, dit zuig ik niet uit mijn obesitas duim. Dit komt uit een boek over fotografie (Bibliotheek van de Fotografie, deel 3). Een tijd terug heb ik die bij het Nederlands Fotomuseum opgepikt. Allerlei teksten over fotografie; dat leek mij als obsessief fotograaf wel interessant. O ja, en het was gratis, maar dat was natúúrlijk bijzaak.
Op een mooie zomermiddag plofte ik in mijn tuinstoel op balkon om een van de twee bundels te gaan lezen. Maar na de eerste alinea had ik al zoiets van: Wat ben ik in godesnaam aan het lezen? Het is Nederlands, maar daar houdt het mee op. Dan maar een ander hoofdstuk, maar daar precies hetzelfde. Ik pak dat andere boek, in de hoop dat dat wèl leesbaar is.
Ik sla een bladzijde open en lees: “Thematisch verduistert hier de overzichtelijkheid der sociale rollen, vermindert dus de leesbaarheid der beelden. Stilistisch is de bekommernis om een geheime vorm vervangen door iets wat veel intuïtiever tot stand lijkt te komen: ritmisch improviserend eerder dan rationaliserend, afbrekend eerder dan opbouwend. Hier is een permanente wil aanwezig om verleid te worden door het nog onbekende en nog onzichtbare; door de idee van de foto die men zelf niet gezien heeft bij de opname.
Kortom, het gaat hier om de hypothese van een blinde fotografie, van een zichzelf voorbijhollende act. Gaat in de Franse school de passie uit naar een feeërieke revelatie, in de Amerikaanse school zoekt men brutaal om het nog niet geziene te creëren. In de Franse school affirmeert men de natuurlijke geometrie van de chaos, in de Amerikaanse de onplanbare repliek op het toeval.” Ik hoor liever iemand oprecht vloeken dan deze diarree aan woordjes te lezen.
Ik weet nu genoeg. Die boeken verdwijnen dan ook ongelezen in de boekenkast. Eigenlijk is de prullenbak de beste plek, maar ja, het blijven toch boeken. Er zijn grenzen aan de walging.
Ik was de boeken eigenlijk alweer vergeten toen ik van de week een cursus op internet aan het volgen was over, jawel, fotografie. Mensen die zichzelf fotograaf noemen, maar vaak zonder camera. Lekker knippen en plakken met bestaand materiaal, daar een bezopen titel aan geven om vervolgens met een minstens zo bezopen toelichting te komen.
Zoals een fotografe, met een bril die moet benadrukken dat ze enórm intellectueel is, die een poging wacht haar knip en plak werk toe te lichten: “Usually when I start a project there are very few basic rules that I know from the beginning, but I have to have a big bubble of unknowing. And to open my ears to what appeared and revealed from the process. And it opened, in a way, for me the possibility of staring , sometimes even at uhhh uhhh, leaving your eyes on an image that sometimes is not very interesting, but while listening to a journey , imagening a three dimensional aspect of other images, that could be. there, in a way… ”
Ze slikt even en kijkt de interviewer aan op een manier alsof ze bang is dat hij nadere uitleg vraagt. Maar gelukkig voor haar is de interviewer ook een intellectueel, en zoals intellectuelen dat betamen vragen ze hun ‘soortgenoten’ geen uitleg. Je zou immers voor ‘dom’ versleten kunnen worden.
Meteen denk ik aan die twee boeken en ik vraag me af waar dat toch vandaan komt om zo pretentieus te praten over, in dit geval, fotografie. Ik lees de teksten uit die boeken nog eens door en eigenlijk vind ik ze best komisch. Zal de auteur zich hebben zitten te bescheuren over zoveel pretentieuze prietpraat of denkt hij werkelijk dat hij een standaardwerk over fotografie aan het schrijven was? Ik vermoed het laatste. Ik stel me zo voor dat hij na het schrijven al pijprokend naar zijn literaire stamcafé gaat om onder het genot van een goed glas met zijn ogen dicht luistert naar free style jazz uit Moldavië, op basis van oud Byzantijnse gedichten van landarbeiders zonder vrouw.
Nee, sorry, allemaal dingen die me niet raken. Ok, dan ben ik ook geen intellectueel, ondanks pogingen tijdens mijn studie aan de School voor de Journalistiek om mij onderdeel te laten worden van de ‘intellectuele voorhoede’. Dat soort pogingen werken bij mij averechts. Nee, laat mij genieten op mijn eigen manier, van bijvoorbeeld druppels, alledaagse druppels, uit een gewone keukenkraan.
Een druppel is immers niet meer dan een extensie van een getransporteerde verlossing. Is het immers niet zo dat lang geleden dergelijke inzichten gemeengoed waren? In dit verband kan je druppels vergelijken met de Romeinen. Zij lieten een spoor na dat zich niet liet vatten in banaliteiten van onvermogen of onbehagen. Nee, zij lieten zich juist etaleren in het oneindige van het eindige. Zie daar de gesublimeerde analogie met de druppel. Zou het immers niet ongepast zijn een dergelijke analogie te negeren? Juist, dat dacht ik dus ook.
Soms valt een druppel in alle dichterlijke vrijheid naar beneden. Ongeremd in zijn ontdaanheid die ergens ver weg onder de aarde is ontstaan en op zijn weg is gegaan richting de verlichte illuminatie der dingen. Rare dingen wellicht, maar zeker wel realistische dingen die zich niet laten remmen. Nee, natuurlijk niet want met remmingen zou hij zich niet kunnen etaleren aan het oog. Ons oog. Want dat is het oog: een internering van een externe etalage zonder bijsmaak of bijgeur, maar ondergedompeld in een eindeloos geluk, dat slechts een nanoseconde duurt. Om daarna weder te keren in een andere gedaante. Een gedaante van twijfel van een ontwapenende arrogantie.
Kwetsbaarheid door kracht waar deze zich niet bewust van is. Een enorme tijdelijke en complete verwoesting is dan het resultaat. Het is als de kwetsbaarheid van een kind dat zijn weg vindt in het moeras van onvermogen en leergierigheid. Niemand wordt uitgerust met de wens daar te blijven waar men is, zonder te komen waar men gaat met in acht neming van zijn eigen wil die vaak onderweg verloren gaat. Doelloos, maar wel doel bereikend, want zo is een druppel: de meester van de ideale excerpten van de omgeving om zich in zijn lot te wentelen. En dat allemaal zonder vaseline ondergedompeld in vrijheid.
Maar dan verdwijnt een druppel. De vergetelheid is daar. Maar zoals een gefermenteerde bloembol na een jaar weer zijn her-rentree maakt, zo daar is daar de druppel weer. Maar nu in een krachtig pandemonium van gepassioneerde dramatiek en luchtfietserij. Zijn kracht bundelt zich met het geheel als hij tracht te exclameren: Ecce ego sum! Hier ben ik! Niemand die de druppel begrijpt, maar begrip is net zo volatiel als een recupererende druppel, dus dienaangaande desbetreffende is het begrip daar. Onbewust en waardevol.
Heel klein binnen het oneindige. Het grote klein gemaakt. Het grootse besef van de kleine kwetsbaarheid. Een traan aan de binnenkant. De blik van buiten. Het glas, dat symbool van de afwending van het imminente gevaar met zijn kantlijnen, als buffer. Als buffer van wat? Niets of niemand die het weet, zal of kan weten. Vóór het weten is er geen weten en na het weten is er geen weten meer. En tijdens het weten kan niet gezegd worden wat men weet. De ‘men’ als druppel; het is de ultieme vervreemdingsparadox die plaatsvindt, zonder dat men het weet. Maar men besèft het wel, aan gene zijde. Dankzij het glas, het glas van de camera, dat lens heet.
“As you tread the halls of sanity. You feel so glad to be. Unable to go beyond. I had a message from another time”. Het begrip Tijd in het leven van een druppel is als een blik van de maan op een zijtak van de Nieuwe Maas. Een rivier, een levensader waar het bloed zijn meester heeft geaccepteerd in water. Dat water van druppels. Kijk er eens naar. Op je dooie akkertje. De blik zal je vertellen dat je niks ziet. Je bent één met en op je dooie akkertje. Zuig het water op en de akker zal verworden tot een glorieus groen palet van vreugde en voorspoed. Dat is kijken en het ander is zien. Voel de eeuwige glorie zijn processie maken in je ziel.
Kan een druppel verwoorden in woord en verworden tot beeld in een verbeeld Paasei? Als de genen sjofel worden en de…. Ach nee, het is Goede Vrijdag, laat ik de mensheid niet verder kwellen. Fijne Paasdagen allemaal.
Hoi Erwin,
Ik heb de foto’s bewonderend bekeken en de tekst doorgeworsteld. Daarbij rees er maar één vraag bij me op: “Jezus, Erwin, wat heb jij gegeten?”.
groetjes
Neeltje