
Mijn glorieuze intocht in de Hongaars hoofdstad Boedapest is totaal anders dan die in Praag. Deze stad aan de o zo mooie en blauwe Donau is een èchte stad. Hier wordt gewerkt en geleefd, dat straalt de stad meteen al uit. De eerste kilometers tonen weinig gebouwen in perfecte staat. Integendeel, ze ogen vervallen en smerig en hebben minimaal de nodige rafelrandjes.
Nu zult u wellicht denken dat ik daar als perfectionist gruwelijke aanstoot aan zal geven. Dat is echter niet zo. Dit heeft wel wat. De gebouwen ademen, zuchten, piepen en kraken, waar ze in Praag toch vooral als stralende Prima Donna’s neerkeken op de bezoeker. ‘Ja ja, en dat stel je allemaal vast als je net in Boedapest bent’. Inderdaad ja, want een autotocht op zondagmiddag is zeer tijdrovend. Nederland heeft zo zijn extreem congestieve oprispingen, Boedapest kan er ook wat van.

Een ander opvallend iets is dat de hordes toeristen zich, nog, niet vertonen in deze stad. Iets wat ik met tevredenheid vast stel. Dat ik zelf uiteindelijk ook een toerist ben doet even niet ter zake. Het lijken alleen maar lokalo’s die de straten bevolken. Ze kijken wat nors, verveelt en introvert, maar ja (denk ik dan nog), wat wil je ook als je die continue stroom auto’s ziet.
Onze uitvalsbasis ligt in de Pest-helft van Boedapest. De eerste dag hebben we direct al een afspraak met een Hongaars-Nederlandse dame om ons een spoedcursus Boedapest te geven. Ze is een wandelende encyclopedie (voor de jeugdige lezerd: een soort dode bomen wikipedia avant-la-lettre), en weet zeer veel te vertellen over onze wijk en de strapatsen van de regering en het stadsbestuur. Het doet me, voor héél even, beseffen dat het in Nederland best nog wel meevalt. Een besef op veilige afstand….

Na een paar uur kletsen duiken we de stad in. Duiken is het inderdaad, want de ene zware onweersbui na de andere gaat los boven ons hoofd. Op zich te verwachten half juni, maar ga lekker naar Nederland met die hoosbuien. Later blijkt dat ze dat daadwerkelijk massaal hebben gedaan. Mijn excuses daarvoor. Ugh ugh.

Een zichtbaar bewijs dat Boedapest, of liever gezegd, Pest, nogal wat vervallen delen kent wordt voor onze voeten geworpen als een straat is afgesloten door politie en brandweer. Gebouwen blijken door het noodweer stukken beton te laten donderen, wat wellicht zeer kan doen aan iemands hoofd.
Veel tijd om te kijken (wat níets met sensatiezucht te maken heeft) is er niet, want we gaan forinten uitgeven. Tijd voor boodschappen. Gelukkig is er een 24×7 winkel in de buurt. Bij het binnen treden lijkt het alsof ik in een andere wereld staat. Asgrauw personeel met een uitstraling die elementen bevat van uitzichtloosheid, minachting en boosheid. Welk een warm bad! Maar lekker spul hebben ze gelukkig wel.
Anat vraagt aan een bloedeloze verkoopdame of ze kan helpen bij de kaas afdeling. Ze geeft geen krimp. Anat probeert het nog een keer. De winkelfreule mompelt met een kop op onweer. Dan gaat Anat zelf even kijken achter de counter. Plots springt de verkoopfeeks op en blaft Anat uit haar domein. En kaas? Vergeet het maar. Ze scheldt nog wat in het Hongaars terwijl we naar de kassa gaan. Ik dender het volle gewicht van de winkelmand op de netwerkkabel van de kassa. Het gewenste effect is daar: nu krijg krijg de volle laag! Welkom in Boedapest.

In menig andere winkel en op straat bespeuren we dezelfde benadering. Zelden vriendelijk en vaak argwanend. Gaandeweg onze dagen in Pest wordt dat de rode draad. Nergens vrolijke of opgewekte snuitjes. Hallo, lieve mensen, kijk eens om je heen. Dit is een prachtige stad. Mijn oproep wordt echter niet gehoord. Nergens.

What does that mean? That boy needs therapy
Het is niet een sfeer die me ligt. Af en toe een sikkeneurig type is wel leuk, maar niet de hele tijd. In de Grote Synagoge, de grootste van Europa en mooier dan mooi, krijgt Anat het aan de stok met de keppeltjesaanreiker. Ze maakt een foto van hem en dat wil hij niet. Natuurlijk zijn goed recht, maar hij vliegt met vuurspuwende ogen haar bijna naar de keel. Direct krijgt ze een gorilla in haar nek, die eist dat ze de foto verwijdert. Gelukkig kan ik een deel van de scene vastleggen om daarna met een uitgestreken smoelwerk vol onschuld naar buiten te gaan.

Ook op straat komen we nauwelijks mensen tegen met een zonnige uitstraling. Zelfs op de dagmarkt lopen de meesten erbij alsof ze iemand gaan wurgen of balen van al die zalige producten. Verkopers doen hun werk zonder enige bezieling en de klanten gooien hun spullen dito in hun tas. Dan te bedenken dat Hongarije vroeger de vrolijke Frans was achter het IJzeren Gordijn.

Ligt het dan aan die markthal? Nee, totaal niet. Het is geweldige ruime ruimte met al het denkbare wat je kan bedenken. Jammer, zo’n laatste lelijke zin over een prachtige markt… Een markthal die bij mij herinneringen oproept aan die in Alicante, mijn kwalitatieve ijkpunt van alles wat goed is in het leven.

Uiteraard overheerst hier de paprika, in alle soorten en maten. De kraampjes zijn mede daarom enorm kleurrijk, wat normaliter sfeerverhogend werkt. Hier heeft dat geen enkel effect. De camera om mijn nek roept vele argwanende blikken op. OK, dat zijn doorgaans blikken waar ik blij van word als fotograaf, maar na een aantal uren begint het me mateloos te irriteren. Mijn plan om daar flink kruiden in te slaan laat ik varen. Hier ga ik mijn geld echt niet besteden. Zeker niet na die peperdure cappuccino die ze ons voorzetten! Kijk nou, ik krijg banale Hollandse reflexen. How low can you go? Wegwezen hier!

Gauw zuurstof happen op één van die iconische plekken van Boedapest: de Kettingbrug. In tegenstelling tot zijn vrolijke broertje in Praag, de Karelsbrug, is deze brug over de Donau open voor alle verkeer. Ik moet het daarom doen met een simpel voetpad, want heen en weer hobbelen over de brug is er niet bij. O ja, wie Johan Strauss tegen mocht komen, wilt u hem dan vragen hoe hij tot zijn An der schönen blauen Donau is gekomen? De Donau die ik zie is een grauwe, ADHD-rivier waarin de kleur blauw ontbreekt en is zo romantisch als de Po.

Ondertussen begint de zuurgraad in mij een beangstigend hoge concentratie te krijgen. Een verzuring die mijn stemming dreigt te bepalen. Door mijn zure blik heen kan ik nog wel genieten van het geweldige uitzicht vanaf de Kettingbrug. Vooral de aanblik van de parlementsgebouwen is fraai. De plek waar de Hongaarse premier Orbán regelmatig de EU tot razernij weet te brengen. Het brengt een glimlach op mijn gezicht. Krak, krak.

OK, ik val in één van mijn valkuilen; die van het overdreven overdrijven. Natuurlijk loop ik niet de hele tijd met een ontevreden pruil lip rond. Ik kan de nodige uitzonderingen vermelden. Zoals het mooie gesprek met de rabbijn van Boedapest in zijn kantoor of de explosie van vreugde en blijheid als Hongarije punten pakt op het EK Voetbal of een man uit Transsylvanië die met trots vertelt over zijn regio en de roemruchte en rijke geschiedenis van Hongarije.

Maar zomaar spontaan getuige zijn van grappige momenten, nee, dat is er in (Boeda)Pest niet bij. Het zijn gek genoeg de beeldhouwwerken die af en toe voor de vrolijke noot zorgen. Hierin zit een humor en een vrijheid die ik na al mijn ervaringen als zeer verrassend mag omschrijven. Verder liggen de bijzondere momenten niet voor het oprapen. Je moet er echt actief naar op zoek. Boedapest dringt zich niet op. Waaruit dus blijkt dat we door Praag lui zijn geworden, want daar liggen de momenten voor het oprapen. We zijn met ons verkeerde been de stad in gegaan. Reden te meer om Boedapest een keer over te doen, op zoek naar de poriën van de stad. Búcscú Budapest!

*** Geen blog missen? Vul dan hieronder uw email adres in ***
—
mooi verhaal, ik ben een beetje jaloers op je
Arme Hongaren, zo’n mooie stad en dan zulke gezichten! Ik ben benieuwd hoe dit verder gaat!
Mooie foto`s en rake teksten. We hadden ook ervaring met minder vrolijke types.
Hoort er blijkbaar bij. Je verzuurt er blijkbaar als je daar woont.