Wat gaat een mens doen als hij arriveert in Zuid-Duitsland aan de rimpelloze Bodensee? In het schilderachtige Friedrichshafen, badend in de zware warmte van de zomerzon. Met in de verte de eeuwige sneeuw van de Zwitserse Alpenreuzen, glinsterend onder een strak blauwe hemel. Inderdaad, je gaat doen wat elk mens zou gaan doen onder zulke geweldige omstandigheden: met de zonnebril op naar de Internationale Amateurfunk-Ausstellung.
Ik snap goed dat dit een nogal voor de hand liggend antwoord is, maar soms zijn de dingen des levens voorspelbaar. Dus, kom aan, we gaan lekker naar binnen, de benauwde Beurs van Friedrichshafen. Tschüss zomer, tschüss Bodensee, tschüss Alpen.
Voor de enkele wereldvreemde enkeling die geen benul heeft waar ik het over heb: Ik betreed drie dagen lang het heiligdom van de zendamateurs uit gans Europa. Hallen vol nieuwste snufjes en oude vervallen snufjes en toekomstige snufjes. Hier komt iedereen naar toe die zich zendamateur noemt. Op een enkele na dan die er geen enkele binding mee heeft. Spontaan denk ik hierbij zomaar aan mezelf. Als atechnisch wrak en iemand die nog nooit iets zenderlijks heeft verzonden is dit toch echt wel iets waar ik lange tijd naar uit heb gekeken. Ik wil daar juist zijn om te zien hoe mensen (wat dat zijn zendamateurs ook nog eens) volkomen opgaan in hun hobby.
Van Anat had ik al prikkelende foto’s gezien van dergelijke beurzen in de VS. En ook al had ik geen benul wat ik allemaal zag gebeuren, één ding wist ik zeker. Ooit ga ik ook naar zo’n beurs.
Deze beurs (HAM Radio) in Friedrichshafen is de grootste van Europa met zo’n 17.000 obsessieve bezoekers. Eigenlijk komen daar de obsessieve zendamateurs oog in oog met mij, de obsessief observerende fotograaf. Nu is oog in oog wat overdreven, want het zou van ongepaste arrogantie getuigen als ik zou zeggen dat ze oog zouden hebben voor mij. Integendeel, hun focus is volkomen gericht op de apparaten, snoertjes, kabels en antennes. Die fotograferende sneuneus met geen enkele kennis is slechts een decor poppetje. Laat ik dat nu precies willen zijn op dit soort beurzen: a fly on the wall.
De enorme beurshal zet me meteen voor leuke uitdaging. De lichtval van boven is enorm fel en amper te omzeilen en ‘blaast’ af en toe de kleuren weg. Helaas, dit is wat er is, om het probleem filosofisch te duiden. Ik kan namelijk moeilijk aan een kabelgraaier vrager of de beste man nog een keer zijn kabel wil pakken omdat de lichtval me niet bevalt. Ja, ik gebruik hier heel bewust de lettercombinaties ‘man’ en ‘hij’, want zo ziet de wereld van de zendamateurs eruit.
This is a man’s world! Van alles en nog wat dient tegenwoordig een afspiegeling van de samenleving te zijn, want anders deugt het niet. Nou, dan is de beurs waarschijnlijk een van de minste deugende beurzen ter wereld. De actieve bezoeker is voor 95% man, voor 98% blank, 75% is boven de 55 jaar en een flink deel heeft een verstoorde BMI-waarde.
De vrouwen zijn er heus wel, maar vaak in het kielzog van de man of wachtend, soms met een gezicht op onweer of rustig een dik boek lezend en anderen zijn druk bezig met een breiwerkje. Voor menigeen ongetwijfeld een gruwel om te zien, maar ik geniet me suf.
De sfeer is namelijk geweldig. Overal staan mannen met elkaar te praten, toe te lichten, uit te leggen. Wat een kletsers! Maar ja, een zwijgende zendamateur is in deze niet logisch. Soms luister ik met een kwart oor mee, maar elke context ontgaat me. Hier spreekt men over antennes, vermogens en koperen koppelsnoerbusjes met een licht metallurgische exponent om een betere QRP Power Output te genereren zodat je geen last krijgt van blokkerende of afnemende coax balun effecten waardoor er kruisyagi problemen ontstaan wat weer leidt tot een omkering van het magnetisch elektrisch spectrum met ongeveer 120KhZ. Zoiets, maar dan wellicht een tikkeltje anders.Het lijkt een soort handje drukken qua kennis. Je ziet het ongeduld bij de luisteraar om ook zijn zegje te kunnen doen, of te wel ook zijn kennis te kunnen spuien.
Overal zie ik mensen elkaar ontmoeten. Terwijl ik dat met visuele studie aanschouw zie ik in de verte een oud-collega van Anat en ondergetekende rondlopen. Opeens zijn de rollen omgedraaid, want tijdens het kletsen zie ik dat wij gefotografeerd worden. De oud-collega merkt er niets van, maar blijkbaar herken ik de manier hoe bepaalde (ik zeg niet wie) fotografen hun prooi besluipen.
Na een tijdje rondscharrelen merk ik dat ik nog niet echt blij ben met de foto’s die ik loop te maken. Bewust heb ik op mijn camera een 19 mm lens gezet. Een lens waarmee ik niet ik kan inzoomen en die heel veel toont rondom het hoofdonderwerp. Op zich wil ik dat ook: dat de foto laat zien in welke omgeving deze mensen bezig zijn, de apparatuur die ze liefdevol bestuderen en de sfeer om hen heen.
Ik heb geen zin in gezichten vol in beeld, die qua beeld in feite overal gemaakt zou kunnen zijn en ik heb geen zin om de apparatuur solo in beeld te brengen. Ik zie aan de foto’s dat ik, door die 19 mm lens, teveel afstand bewaar. Een dodelijk fotografische zonde. Was het immers niet de Hongaarse fotoheld Robert Capa die in dit verband dan altijd vroeg: “Elég közel vagy?” Het antwoord is helder: Nee, ik ben niet dichtbij genoeg. De volgende uitdaging is dus om dichter bij de bezoekers te komen, zonder hen af te schrikken met mijn camera. Dan verstoor ik hun concentratie en is het beeld dat ik in mijn hoofd heb verdwenen.
Het alternatief is dat ik me min of meer ga gedragen als de bevlogen bezoeker. Ik probeer een intelligent gezicht op te zetten en met het oog van de kenner te kijken. Na een tijdje sta ik ook tussen kabeltjes en snoertjes te grabbelen, liefst vlakbij iemand die vol overgave aan het zoeken, kijken en voelen is. Tijdens het rollenspel pak ik voor het eerst in mijn leven een bundeltje kabelbindertjes. Een man tikt mij aan: “These are really good”, zegt hij met een enthousiaste blik in de ogen. “Certainly, these are the best. I always buy them”, zeg ik met een strijkboutgezicht. De man steekt zijn duim omhoog. Hij vindt het duidelijk fijn om met een kenner gesproken te hebben.
Heel soms loop ik ergens langs en dan snap ik wèl wat ik zie. Vele landen hebben hun eigen stand en daar heerst net weer een andere sfeer. De deelnemende landen proberen iets van hun cultuur over te brengen. Gelukkig, voor mij, is Spanje ook aanwezig. Eigenlijk een van de gezelligste met olijfjes en de ham der hammen: Jamon Serrano.
Even verderop is de nodige rumoer. Het blijkt de Israëlische stand te zijn, waar alle aanwezige Israëli’s samenkomen voor een groepsfoto. Ook zij kletsen wat af en ik versta ze net goed als dat groepje zendamateurs eerder op de dag. Het is hier ook alsof men elkaar al jaren kent.
Ongemerkt nadert de eerste beursdag zijn einde en ik voel me ietwat confuus. Vooraf had ik een plan B in mijn hoofd, indien ik hier snel klaar zou zijn: naar het Zeppelin museum gaan of Friedrichshafen in duiken. Na deze eerste dag is me één ding duidelijk geworden: Die drie dagen gaan een probleem worden, want het is eigenlijk veel te kort. Ik vertel mijn bevinding aan Anat. Ze kijkt me droogjes aan zegt: “Ach, ik wist dat jij hier niet weg te slaan zou zijn.” Toen deed ik iets héél bijzonders: Ik gaf haar gelijk.
*** Geen blog missen? Vul dan hieronder uw email adres in ***
—
Hoi Erwin, ik ben blij dat je er weer bent. En wat voor een reportage! Heerlijk. Xxx Neeltje