Telefoon! “Met Mordechai. Over vijf minuten beneden. Neem de camera’s mee.” Geweldig, we gaan eindelijk Chaim ontmoeten, de ruim 80-jarige bewoner van Jeruzalems Nachlaot buurt.
Aan de overkant van de straat zwaaien onze rabbijnen, Mordechai en Shlomo, ons al toe. We moeten haast maken anders is de oude baas alweer gevlogen. We wurmen ons door de helse avondspits met gevaar voor eigen leven, máár onder beschermd rabbinaal toezicht. Eenmaal aan de overkant belanden we direct in de tijdmachine richting 19e eeuw. Anders gezegd; hier staat de tijd nogal stil.
Op elke straathoek is minimaal een synagoge. Van uitbundig mooi tot calvinistisch sober, klein of iets minder klein. We duiken meteen een synagoge in, want wellicht is onze hoofdpersoon daar aan het bidden. Een eerste scan maakt meteen duidelijk dat dit een Chaim-loze synagoge is. Op dan maar naar zijn huis. De zoektocht naar Chaim is begonnen.
Op een binnenplein hangt wasgoed te drogen boven oude waterputten. Het is duidelijk wasdag vandaag want overal is men textiel aan het drogen omgeven door de geur van een krachtig wasmiddel. We beklimmen een paar gammele trappen en belanden bij de gebutste voordeur van onze Chaim. Mordechai en Shlomo kloppen, tikken, bonzen en roepen, maar de deur blijft dicht. “Hij is bidden!!”, roept een buurvrouw. In welke synagoge weet ze niet.
De korte pauze bij Chaim’s voordeur geeft me even de kans om u uit te leggen wat Anat en ik daar in hemelsnaam doen. In het kader van onze biografie over de Mahane Yehuda Markt en omgeving zijn we dankzij Rav (Rabbijn) Mordechai in de Nachlaot beland; een verzameling van 23 ultra religieuze wijken in centraal Jeruzalem, geplakt tegen de markt. Chaim is iemand die nog leeft zoals men dat 100 jaar geleden deed en om de historie levend te maken zijn we nu dus hier om Chaim…… Sorry, ik moet het echt hierbij laten. De rabbijnen storten zich al de trappen af, op weg naar de synagoge waar Chaim zich biddend bevindt, hopelijk.
De straten zijn smal, de steegjes nog smaller. Op een andere binnenplaats haalt een bewoner zijn pannen uit een bad om zijn gerei, weer, kosher te maken, een zogenaamde mikveh. En verderop zijn kinderen aan het touwtje springen of met afgedankt spul aan het spelen. Hier geen smartphone nekjes. Ah, kijk daar doemt weer een synagoge. De “Ohel Moshe” synagoge. Opgericht in 1883 door, en vernoemd naar Sir Moses Montefiore. De Brit die als eerste buiten de oude stad wijken begon te stichten en al gauw navolging waardoor Jeruzalem echt kon gaan groeien.
Binnen blijkt de “Ohel Moshe” een fraaie synagoge te zijn. Ik richt mijn camera omhoog en direct stapt er een nors kijkende zwarte hoed op me af: In een synagoge behoor je niet te fotograferen!! Ok, ok, ik zal mijn fotografische driften onderdrukken en zal de harde schijf in mijn hoofd zijn werk laten doen. Even later arriveert Anat en doet meteen ‘klik’ met haar camera. Dezelfde man is not amused. Pas als Anat aangeeft dat het portret van de grote Montefiore (ook zij kent haar klassiekers) het onderwerp van haar foto is, kalmeert de man. Een ding is duidelijk: Dit is een strenge shul, waar moderniteit ver weg is.
Links en rechts staan mannen te bidden, vol overgave. Bij een van hen brult opeens een smartphone, met een ringtone die van AC/DC zou kunnen zijn. “Ja, ik ben effe aan het bidden. Ik bel je straks terug! Doei, doei”. De bozige zwart hoed kijkt neutraal voor zich uit. Plots roept Shlomo ons weg. Chaim is hier niet. We moeten verder zoeken.
Het bijbenen van de rabbijnen is een behoorlijke klus. Zeer gedwee volgen we de twee zwarte hoeden die in marstempo door de straten en steegjes van de Nachlaot sjezen. We houden halt bij de Ades Synagoge uit 1901. In de extended version heet deze shul de “Ades Synagogue of the Syrian Halabi Jewish community (Aleppo)”. In de boeken geldt deze synagoge als een van mooiste van Jeruzalem. Helaas, de buitenkant verraadt weinig schoonheid. Een mooi staaltje marketing dus.
Voordat we naar binnengaan sluit Shlomo de deuren, en die deuren zijn eigenlijk best wel mooi. Binnen blijken marketing en realiteit wel degelijk perfect samen te kunnen gaan. Sta me één cliché toe: het hier een lust voor het oog. Ik vraag aan Mordechai of fotograferen hier is toegestaan. Dat mag zeker. Ik hoor vaak dat je nooit moet vragen en gewoon moet gaan fotograferen, maar dat past niet echt bij me. Mensen hier zijn in persoonlijk gebed en dan voel ik me al snel die lompe Hollandse boer (nog net niet op klompen) met zijn intimiderende camera die iedereen gaat fotograferen. Gelukkig stoort niemand zich aan het apparaat.
Dan tikt Mordechai me op te schouder. Geen Chaim, dus verder. Nog even snel klik, klik en wegwezen. We zullen niet rusten voordat we Chaim hebben gevonden.