Op 26 april van dit jaar stond de tijd met gierende remmen keihard stil. De toekomst was plots totaal irrelevant, afwezig. De blik op het verleden was er des te meer, gevoed door vele herinneringen. Mooie, kleine, grote, trieste, warme, bepalende herinneringen. Herinneringen aan mijn moeder die op die wezenloze zonnige zondag in april overleed.
In haar 90 jaar op deze aardkloot heb ik een groot deel met haar meegemaakt. En als de genadeloze realiteit doordringt, het besef langzaam doorkomt, de acceptatie rationeel daar is en het gemis een blijvertje is, denk ik terug aan al die jaren. Dan besef ik eigenlijk pas goed hoeveel invloed ze heeft gehad op mij. Ja, logisch, hoor ik u denken, dat zal met iedere moeder zo zijn. Ik denk dan met name aan al die dingen die mij, mij hebben gemaakt, aangewakkerd door mijn moeder.
Een enkeling van u weet wellicht dat ik nogal een muziekfreak ben, met ‘ietwat’ obsessieve trekjes. Hoe is dat zo gekomen? Nou, de oorzaak daarvan ligt bij mijn moeder. Toen ik als kereltje vol babyvet en zonder tandjes met een topzware luier in de box stond, vroeg ik wel eens vriendelijk om aandacht. Gezien mijn beperkte woordenschat kon ik dat niet anders doen dan met intens gekrijs. Nu kan je zo’n irritantje natuurlijk op schoot nemen, en ‘och koedie koedie’ op zijn ruggetje meppen, maar mijn moeder ontdekte al gauw een manier waar ze ook lol aan kon beleven: muziek. Wanneer ik door de spijlen van de box de wereld opriep zich om mijn lot te bekommeren en wanneer de reactie ondermaats bleef; trok ik mijn scheur open voor onbepaalde tijd. Het afweergeschut van mijn moeder heette: The Beatles. Het moment dat Michelle begon te spelen op krakend vinyl werd ik rustig. Heen en weer deinend met mijn toen nog soepele heupjes en een grote tandenloze lach, bereikte ze een aantal doelen: Rust in de tent, een gekalmeerde Erwin en goede muziek in huis.
En daar lieve mensen ging het dus meteen gruwelijk mis met mij. Toen al, als niets vermoedend schepseltje. De liefde voor The Beatles is nooit afgenomen en de muziek heeft altijd een hoofdrol gespeeld in mijn leven. Soms (laat ik mezelf in bescherming nemen) hiermee anderen tot moedeloosheid dwingend. Het hield namelijk niet op bij het luisteren. Oh, nee, ik wilde elk feit of feitje kennen. Uiteraard wilde ik de wereld om me heen daar deelgenoot van maken. Daar had men recht op en het was mijn morele plicht. Of men nu wilde of niet, en dat was vaak het laatste.
Duizenden lp’s, cd’s en singles later kwam Michelle nog een keer terug. Mijn moeder woonde inmiddels in zorgcentrum Frankeland in Schiedam waar ze een heroïsch gevecht leverde met één van de meest sadistische ziektes: dementie. Daar was ze lid van een creatief clubje. Een logische plek voor haar want creatief talent had ze. Op een dag ging met de andere hooligans van de afdeling een speeldoosje maken en deze bekleden met oude knopen. Vervolgens mocht men een lied kiezen wat het doosje moest gaan spelen bij het draaien van de hengsel. Waar anderen kozen voor klassieke mopjes of melige vaderlandse liederen, ging zij direct voor Michelle. “Ja”, zei ze later, “dat geeft zulke mooie herinneringen aan vroeger, dat je daar zo stond met die zware luier”. Uiteraard is dat doosje direct met me mee gegaan en staat sinds die tijd recht voor mijn neus.
En ja, dan zijn daar ook dingen als olijven, tomaten en knoflook. Als geen ander was ze een subtiel ambassadeur. Nooit opdringen, je ontdekt het vanzelf wel. Mijn vader kon als geen ander zijn walging en afkeer onder woorden brengen. Op een manier dat ik het wel uit mijn hoofd liet om bijvoorbeeld een gore olijf naar binnen te werken. “In mijn lijf, geen olijf”, was zijn mantra dat hij op iedereen wist over te brengen. Behalve dan op mijn moeder, die genoot er in stilte terwijl iedereen zat te walgen van zoveel goorheid. Jaren later in Spanje, een land waar je simpelweg niet om de olijf heen kan, verschenen de eerste scheurtjes in mijn anti-olijf overtuiging. Onverschillig liet ze zo’n glimmend ding mijn kant oprollen. OK dan. Met ware doodsverachting werkte ik de eerste olijfjes naar binnen. Toen na de heropening van mijn ogen bleek dat ik nog steeds leefde, begon het mantra van mijn vader in rap tempo zijn kracht te verliezen. Ik was olijfelijk bekeerd.
Nu ik het toch over Spanje heb. Begin jaren negentig was ze een keer daar alleen en op een avond belde ze me. Aan haar stem klonk een bepaald soort opwinding. Een soort dat heel vaak ook bij mij in het verleden opwinding had bezorgd. Ze vertelde over de feesten van de Moren en de Christenen en wat een geweldige sfeer er was, met uitbundige kostuums en fanfaremuziek die haar broekspijpen deden wapperen.
Ah, nu ik toch weer in de muziekmodus zit, wil ik daar nog even nader op in. Dan keer ik straks weer terug naar die feesten in Spanje. Ik ga er gemakshalve vanuit dat u daar mee kunt leven.
Want ja, wat doet een ouder worden muziekfreak graag? Juist, naar concerten gaan. Gek genoeg deed ik dat echter nooit, ondanks het feit dat toen bijna alle concerten in Ahoy Rotterdam waren. En wie zorgde ervoor dat ik die wereld wèl ging leren kennen? Ja, hoor, daar is ze weer: mijn moeder, en via haar, fasten your seatbelts: Julio Iglesias. Al heel lang was ze een reusachtig fan van de kleine man uit Galicia. Naar een concert van ‘geile Joel’ gaan was een vurige wens, van haar dan. Echter, wanneer hij weer in den lande was en een ongevraagde concertreeks eraan zat te komen begon het te borrelen bij mijn moeder. Helaas, elke keer werd haar vraag ‘heb je zin om naar een concert van Julio te gaan?’ met ‘nee’ beantwoord, dan wel rende men al halverwege haar vraag gillend het pand uit. Nee, Julio zou onbereikbaar blijven.
Na het overlijden van mijn vader werd ik overvallen door een soort van mildheid. Ik zag hoeveel troost die nummers van Julio haar gaven in die duistere, macabere tijden. In de krant stond een advertentie dat Julio naar Rotterdam zou komen. Ze keek me vragend aan, en een paar dagen later stonden bij de VVV in de rij om kaartjes te kopen. De periode tot aan het ultieme moment liet ik iedereen weten dat ik naar Julio zou gaan. De ontsteltenis in de blikken hebben eeuwigheidswaarde. Toegegeven, met de nodige scepsis en onderdrukte gevoelens van cynisme en sarcasme ging ik met haar naar het concert. En toen, ja, en dat is een bekentenis van jewelste, het was een geweldig concert. Ik zat echt te genieten en naast me zat mijn moeder weer uit haar ogen te kijken zoals ik haar het beste kende: vrolijk, alert en intens.
En hoe gaat dat dan met iemand bij wie obsessief gedrag altijd vlak onder oppervlakte ligt: juist, dan is het hek van de dam en bezoek ik het ene na het andere concert. OK, ik zeg dan wel ‘ik’, maar in die beginjaren was mijn moeder daar ook altijd bij. Elk concert beleefde ze met een enorme intensiteit. Hoog in de Kuip bij Rolling Stones zag ze diep in de verte voor aanvang Mick Jagger rond huppelen, maar niemand zag hem, maar zij wel. Uiteraard wist ik dat ze er naast zat, maar de foto’s later in de krant bewezen haar gelijk.
Of ze nu bij Sting, Rod Stewart of Mark Knopfler was, ze genoot met de volste teugen. Maar er was wel een keiharde voorwaarde: Het concert diende meteen knallend beginnen. Pretentieus gepriegel of lange ouwehoerpraatjes werden niet getolereerd. Toen de Eagles na lange tijd weer in de Kuip speelden ging er een golf van extase door het stadion bij de eerste tonen van Hotel California. Mijn zus en ik keken elkaar aan met een blik van: gaaf hè. Ik peilde de blik van mijn moeder. Van begeestering was geen sprake. Het was een blik die ik ook wel eens zag als ze in de rij voor de kassa stond bij AH. Later gaf ze aan dat ze zich verveelde. Het kwam maar niet op gang. Suffe, slome muziek.
Niet veel later kwam orkaan Meat Loaf naar Ahoy, en hij knalde er uiteraard wel direct in. Haar ogen stonden nu totaal anders. Mijn zus en ik vonden drieënhalf uur voor een concert wel erg lang, en een versie van 26 minuten van Paradise by the Dashboard Light een beetje ‘over the top’. Maar mijn moeder vond het geweldig: “Heerlijk die stevige muziek langs je broekspijpen”. Haar vroeg oude zoon dacht daar gematigder over.
Hé, had ik het eerder in de blog ook al niet over die broekspijpen? Ja, klopt, nu ik het zeg! In Spanje, tijdens de feesten. Beste lezer, ik zei ik toch dat ik zou terugkeren?
Toen ze in Spanje de telefoon had opgehangen wist ik een ding zeker: Volgend jaar gaan wij naar die fiestas van de Moren en Christenen. Aldus zou geschieden en daarbij werd haar opwinding opnieuw mijn opwinding. En ja, toen kwam die eeuwige obsessieve inborst van mij dus al weer gauw om de hoek kijken. Het zou niet bij één keer blijven. Elk jaar daarna zijn we in oktober gegaan en toen het met mijn moeder niet meer ging ben ik nog jaren alleen gegaan. Alles bij elkaar zo’n 15 keer, waar menig ander het na een keer of één wel genoeg vindt. In de begintijd van de fiestas vormden we een geweldige combi. Om goede foto’s te kunnen maken wilde ik die figuren goed voor de lens hebben van mijn analoge flut camera. Als geen ander wist zij de gewenste types te lokken met haar vurige en aanstekelijke applaus.
Naast Spanje had ze nog een andere liefde over de grens: Israel. Toen ze eind jaren zeventig naar Israel ging met een zus van haar kwam dat als behoorlijke verrassing. Beide zussen hadden totaal geen religieuze achtergrond, laat staan dat ze behoefte hadden om in de Here te zijn of Het Woord te zoeken. Ach, zo werd daar toen tegenaan gekeken: ben je niet godsdienstig, dan heb je daar niets te zoeken. De loepzuiverste lulkoek van de bovenste plank, zou ik veel later ervaren.
Na haar bezoek aan Israel kwam daar weer die intense opwinding in haar stem. En die sloeg voor de verandering weer eens over. Ze was helemaal idolaat geworden van Jeruzalem. ‘Een soort van thuiskomen’ noemde ze dat. Ik kon me daar niets bij voorstellen, maar ik wilde dat toch graag een keer zelf ervaren met haar. We maakten de afspraak dat we na mijn schoolexamens een keer naar Jeruzalem zouden gaan. Een variant op het bekende “volgend jaar in Jeruzalem”. Helaas is het door ziektes en oorlogen er nooit van gekomen. Althans niet samen.
Dat werd later ruimschoots gecompenseerd nadat ik Anat en haar man David ontmoette. De twee beste ambassadeurs voor Israel gaven me alsnog het gevoel dat mijn moeder ooit in jaren zeventig had: Een gevoel van thuiskomen in Jeruzalem. En inderdaad, die obsessiviteit heb ik nu dus ook bij Jeruzalem ontwikkeld. Eigenlijk ben ik best wel enorm vermoeiend (en) voorspelbaar.
In haar laatste jaren was het soms lastig om haar uit die andere dimensie genaamd dementie te trekken. Maar als ik over Jeruzalem begon dat was ze een en al oor en stond ze min of meer al klaar om haar koffers te pakken. En kom niet aan Israel, maar dan kwam de Iron Dome in actie.
Ach ja, en zo kan ik nog wel even doorgaan over hoe zij mede mijn leven heeft ingekleurd met de prachtigste potloden. Het is een jammerlijk besef dat die reeks niet, nooit meer aangevuld zal worden. Maar ik prijs me gelukkig met de reeks die nu onlosmakelijk met mij is verbonden. Daarom kan ik maar één ding zeggen: Ma, je wordt bedankt!
Gecondoleerd.
Het verlies van je moeder doet pijn, maar je kunt je troosten met het feit dat je een mooi verhaal met foto’s over haar kunt schrijven.
Groet, Maurice Mol
Dank je wel Maurice. De herinneringen zijn blijvend.
Lieve Erwin, eindelijk heb ik je moeder leren kennen. Wat een vrouw! Dank je wel. Van harte gecondoleerd met dit enorme verlies. Dikke zoen, Neeltje
Dank je wel Neel. Mooie, warme, treffende woorden.