Bij het grootse en meeslepende leven van Anat en mij horen heel soms ook escapades die het daglicht helaas niet kunnen velen. De hoogst enkele keer dat het toch een keer fout gaat, blokkeren we dat uit ons collectief geheugen. Een smet op ons feilloze blazoen is immers een smet op ons onkreukbare imago. Maar soms leidt ons perfect afgesteld moreel kompas Anat en mij naar een onbeheersbare behoefte tot boetedoening. De bekentenis dat onze morele onfeilbaarheid het heel even laat afweten. Uiteraard is dat primair een persoonlijk drama voor ons. De beste manier om dat te verwerken is er heel open over te zijn en erover te vertellen. Laat ik daarom hieronder in het ultra kort het een en ander duiden.
Het is een warme oktobermiddag in de Oude Stad van Jeruzalem. De voornaamste greatest hits achter de stadsmuren hebben we gezien en we maken ons op voor de terugreis naar het hotel. Het ademen begint echter steeds moeilijker te gaan. Ik loop te hijgen als een oude pakezel, met zweetparels op mijn voorhoofd. De luchtvochtigheid is loodzwaar. Dan kijk ik naar boven, naar de hemel. Nu gebeurt dat in Jeruzalem om de haverklap, maar mijn blik heeft puur een meteorologische achtergrond. De lucht is donker grijs aan het worden en in de verte rommelt het continu. Alles duidt op een naderend onheil dat onze kant op komt en dat ons onherroepelijk zal gaan treffen. Anat en ik kijken elkaar aan en onze ogen vertellen elkaar dat onze Via Dolorosa aanstaande is. Een zwaar besef.
Eenmaal door de Damascus Poort zien we de volle visuele omvang van er op ons komt. Eindeloos gebliksem en gedonder. Het is alsof het noodweer ons die kant op lokt. We kunnen niet anders dan gehoor geven aan deze hemelse eisen. De reden daarvoor is simpel: ons hotel licht midden in het potentiële rampgebied. We zijn in no-time verworden tot wilsonbekwame pionnen in het vuile, vochtige spel dat zo gespeeld zal gaan worden, met ons.
Een taxi charteren op korte termijn zit er niet in. Allemaal zitten ze vol met passagiers die in doodsangst verkerend veilig thuis willen komen. Er rest ons slechts een optie: lopen. En het openbaar vervoer dan? Als ervaren kosmopolitische wereldreizigers, die op alles zijn voorbereid, hadden we voor het gemak onze OV-kaarten en onze jassen in het hotel gelaten. Een echte kenner voelt immers feilloos aan wat de dag hem gaat brengen. Dit gaat dus lopen worden, lang zwoegen, na vier uur slenteren door de Oude Stad.
Bij de Damascus Poort kijken we nog een keer om ons heen. De security bij de Poort is zoals altijd ruim en zichtbaar aanwezig, om de mensen te beschermen tegen “verwarde mensen” die hier op deze plek met enige regelmaat mensen in de rug steken. Maar in dit geval staat zelfs de security machteloos. De Uzi’s moeten hun meerdere erkennen in de schichtige vijand die nadert. Het is een vijand van het meest inclusieve en deugende soort, want de bliksem kan een ieder treffen. Zonder genade en zonder onderscheid zoekt hij zijn slachtoffers. Een prachtig, emotioneel besef, wat extra hard binnenkomt nu we zo labiel zijn door de aanstaande ellende die ons ongetwijfeld gaat treffen.
We gaan op pad. Onze hoop is nu gericht op het mededogen van boven, zodat we ons hotel droog kunnen bereiken. Een hoop die slechts even duurt, want inmiddels vallen de eerste druppels. Het onweer zit nu vlakbij. Nog voor we goed en wel op pad zijn, begrijpen we dat dit een mission impossible is. Grote, zware druppels vallen op de heilige grond en op onze nog heiliger camera’s. Doorlopen is onverantwoord.
Ik besef heel goed dat u als lezer onderhand helemaal strak staat van de spanning, terwijl de apotheose nog lang niet is bereikt. Kun je nagaan! Troost u met de gedachte dat ik tijdens het schrijven van dit korte relaas die onmenselijk zware spanning ook, nog steeds, voel. Ik voel dus met u mee.
Nu het lopen geen optie meer is, blijft er nog één mogelijkheid over: met de light rail terug. Er zit niets anders op. Het perron staat inmiddels barstens vol en er is geen doorkomen aan. In de verte nadert de tram, terwijl het nu echt gaat hozen en een hysterisch onweer losbarst. Ik besef dat dit gaat een klassieke strijd gaat worden op leven en dood om de tram binnen te komen. Het gebod om uw naaste lief te hebben laten we even naar de bliksem gaan.
Gelukkig staan we recht voor de tramdeur. Ex-passagiers spoeden zich naar buiten. Daarna begint de invasie. Anat glipt op de haar bekende manier direct naar binnen. Ik probeer het met mijn lompe, trage motoriek ook te doen, maar ook deze keer werkt het niet. Dan komt er een massieve kinderwagen op me af. De bestuurder heeft nu een doel in zijn leven: eruit. Dat botst met mijn singuliere doel: erin. Het is onmogelijk opzij te gaan voor het gevaarte. Iets wat ik in normale situaties wel netjes zou doen, wanneer fatsoen en medemenselijkheid overheersen. Die gevoelens zijn nu weggevaagd. Het zal me niet gebeuren dat de tram mèt Kroon straks uit het zicht zullen verdwijnen, zónder Van Maanen.
De man en ik staan recht tegenover elkaar. De man maakt een plotse beweging en komt recht op me af om een doorbraak te forceren. Heel snel doe ik een stap naar voren en geef een gerichte trap tegen een wieltje. De bulldozer raakt van koers en knalt tegen een stang. Stilstand voor hem, is vooruitgang voor mij. Ik spring de tram in. Hij probeert nog wat tassen tegen me aan te duwen, maar die hengst ik van me af. In een tas hoor ik gekraak. Lekker boeien. Ik ben binnen. De man heeft het nu helemaal gehad. Hij dendert over mijn tenen en anderen moeten opzij springen. Schattig om te zien.
Het hoogste doel is bereikt: de totale hergroepering van de Kroon en Van Maanen-board . De tram probeert talloze keren te vertrekken, maar het lukt niet. Steeds zit er weer zit er iemand klem tussen de deuren. Gezinnen dreigen verscheurd te raken, wanneer een paar leden er niet bij gepropt kunnen worden. ‘Mensen, doe eens een beetje fatsoenlijk, en schik een beetje in’, denk ik bij het zien van dit weinig verheffende gedrag.
Ondertussen is het noodweer totaal ontspoord. Alle ramen zijn beslagen vanwege de vocht overdoses van mensen en elementen. Af en toe verlichten continue bliksems de duistere wagon, direct gevolgd door diep dreunende donderklappen die de dikke darmen doen draaien. Uiteindelijk vertrekt de lightrail.
En dan lieve mensen, volgt het diepere waarom van dit korte verslagje. Op dat moment beseffen Anat en ik wat we aan het doen zijn. Voor het eerst in ons beider leven reizen we zwart. Het is een pijnlijk besef. Een besef van falen en angst. Elk moment verwachten we een conducteur die ons op zal pakken en in de cel zal gooien, om na een paar weken voor de rechter te komen die ons schuldig zal verklaren, waardoor we voor langere tijd zullen weg kwijnen in een Israëlische cel, zonder dat iemand van onze naasten weet wat er is gebeurd met ons.
Gelukkig is het zo volgepakt dat zelfs een conducteur ons niet te grazen kan nemen. Een gevoel van euforie volgt er echter niet, maar veeleer eentje van spijt, verdriet en berouw. Hoe kunnen we ooit nog vingerwapperend ons tussen de mensen begeven, nu we dit op ons voormalig onbevlekte blazoen hebben?
We weten het niet meer. Vertwijfeld kijk ik mijn mede-CEO aan. Heel langzaam zie ik de glans en glinstering uit haar ogen verdwijnen. Haar blik wordt wazig. Mistig. Grijs. Haar in de ogen kijken lukt niet meer. Wat is hier aan de hand? De vochtige atmosfeer heeft haar bril doen beslaan, meer niet hoor. Pas als de deuren weer openklappen keert haar focus terug. We moeten eruit!. Met onze camera’s boven ons hoofd denderen we naar buiten. Mensen laten ons netjes passeren, zoals het hoort.
Eindstation Jaffa Street is verworden tot een rivier. Het vrijelijk stromende water geeft ons een goed gevoel. De dreiging om opgepakt te worden is voorbij. Als vanouds kunnen we nu genieten van hoe bijzonder mensen reageren op een onweersbuitje. Op dat soort momenten voel ik me gezegend met die heerlijke Hollandse nuchterheid. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Wars van dramatiek, opgeblazen retoriek of oeverloos gezwets over niets.
geweldig beschreven, genieten!
Een echte Hollandse jongen weet niet wat regen is?
Zolang je je camera nog wist te gebruiken was het ook niet erg.
Dank olh voor het verfrissende buitje.