Langzaam nadert het najaar. Voor velen een naargeestig vooruitzicht. Daar valt vast veel voor te zeggen, maar mijn blik is gericht op oktober 2021. Na twee jaar landarrest is het moment bijna daar dat ik weer mag: terug naar Jeruzalem. In gedachten kus ik de grond als ik mijn voeten weer op Israëlische bodem zet. Helaas ben ik niet zo lenig als de Pope, dus zo ver zal ik me niet laten gaan. ‘Ja, het is bijna zover’, althans zo dacht ik in mijn schattige naïviteit tot voor kort. Echter, Israel gaat weer aan de even nutteloze als zwaar irritante mondkap, Nederland waarschuwt liefdevol voor de varianten op het Chinese origineel en ga zo maar door.
Nee, meer en meer word ik overvallen door een intens gevoel van machteloos zelfmedelijden en de behoefte om aan zelfbeklag te doen. De mensen rondom mij lachen me meewarig toe als ik dat zou doen. In gesproken woord kan ik mijn droeve ziel niet tonen. Edoch, gelukkig is daar altijd nog de lezer. Meewarig toelachen zie ik dan niet. En dat brengt me vervolgens op het sublieme idee: Ik neem u mee in een aantal healing sessions van visuele herbeleving en succesvolle verwerking. Dank u wel lieve lezer dat ik u ongevraagd mee mag nemen op mijn helende sentimental journey van 2019.
Nu ik verzekerd ben van een dankbaar publiek zie ik spontaan weer de kustlijn van Tel Aviv opdoemen. Nog even en het El Al toestel landt op de voor mij zo Heilige Grond. Voor het gemak vergeet ik het wachten bij de douane, het gezeul met koffers en het vinden van een sherut. En terwijl op de achtergrond mijn droombeelden doordenderen besef ik dat hier enige uitleg wellicht nodig. Wat is een sherut, zou zomaar de vraag kunnen zijn. Dat is een taxibusje zoals je ze ook in Derde Wereld ziet. Met heel veel moeite passen daar zo’n 8 mensen in. De resterende ruimte wordt volgepropt met bagage. Past het niet, dan tassen op schoot. Het busje vertrekt pas als alle stoelen zijn bezet. Dat kan even duren, wat bij extreme hitte niet echt prettig voelt. Ja, ik moet er wat voor over hebben om tegen een leuk prijsje bij de realiteit van mijn droombeelden te komen.
Zolang de mede Jeruzalem gangers nog op zich laten wachten kunnen we gerieflijk zitten. Anat geniet voor even van haar privéstoel. Echter, daar komen de eersten aan. Tijd om bescheidenheid te tonen en vooral te accepteren. Met mijn rugtas met een BMI waarde van ver boven 40 op schoot, ga ik uiteindelijk met zeven andere sardientjes op pad. De sherut stort zich op volle snelheid in het verkeer. Een ieder die Israel een beetje kent weet dat een ritje naar Jeruzalem een hectische tocht kan zijn. Het is duidelijk dat niemand elkaar het licht in de ogen gunt. De claxon wordt meer gebruikt dan de richtaanwijzer. Sowieso zal het lastig zijn auto’s te vinden zonder krassen en deuken. Onderweg zijn de resultaten goed zichtbaar: Regelmatig aanrijdingen waar de sherut dan langs dendert. Het boeit niemand.
De aandacht verslapt wel na een tijdje. Mijn benen dreigen in slaap te vallen, ik moet nodig, ik heb honger en dorst. Een flesje warm water staat in een tasje tussen mijn voeten. Ik zie de blauwe dop, maar ik kan er niet bij. Bovendien schijnt de laaghangende zon op mijn donkerblauwe jas, die ik vergeten ben uit te trekken. Ruimte om dat alsnog te doen is er niet. Het is zaak het verstand op nul te zetten. Normaliter gaat me dat probleemloos af, maar nu ervaar ik mijn lijden te diep en te intens. Langzaam tel ik de kilometers af richting Jeruzalem. Ondertussen wordt het alsmaar drukker en drukker totdat we nog slechts stapvoets omhoog sukkelen richting de stad van de Via Dolorosa. De tijd tikt droogjes verder.
Nee, het gaat niet lukken om voor donker in Jeruzalem te zijn. Helaas, daar gaat mijn mogelijkheid om eindelijk eens foto’s te maken vanuit de sherut, om me vervolgens te realiseren dat mijn camera ergens onbereikbaar onderin mijn rugtas zit. Het lijden gaat vandaag makkelijker dan het rijden. Het licht gaat uit.
Geleidelijkheid, nuance of grijstinten zijn geen woorden die erg bij Israel passen, in geen enkel opzicht. Zelfs niet bij de zon. Die zit in een vrije val, en het is vrijwel meteen donker, met als gevolg dat ik geen idee heb waar ik ben. Het schattige aan de sherut is dat de chauffeur iedereen netjes afzet voor de deur, en dat kost tijd, veel tijd. We scheuren nu door Jeruzalem, zo zeggen de borden, ‘contact’ kan ik niet makken met de donkere stad. En ik had me er zo op verheugd. ‘Heb ik weer’, zou ik willen uitschreeuwen, maar als kosmopolitisch wereldburger kan ik dat natuurlijk niet doen.
Het heeft de chauffeur behaagd om ons als laatste te droppen, en dat kan nog even duren. Alles in stijl, denk ik in minder dramatische modus. Ik ben ondertussen murw gehobbeld en ik geloof het verder allemaal wel. In het busje heeft een ieder onderhand zijn verhaal gedaan. Dan zet de chauffeur opeens de radio hard aan. Er is nieuws. Doorgaans een teken dat er iets is gebeurd. Ik versta alleen ‘Parijs’ en ‘terreur’. Het zal weer niet. Helaas wel. Anat vertelt dat er een dodelijke aanslag is geweest op een hoofdcommissariaat van politie. De passagiers raken weer in gesprek.
Een Frans echtpaar heeft net zoveel begrepen als ik en het wil weten wat er aan de hand is. Terwijl Anat hen inlicht gaat de telefoon van de Française. Kan gebeuren. Haar stem verandert van vrolijk, naar geschrokken, bezorgd en opluchting. Het is haar dochter. Ze werkt op het commissariaat waar eerder een aanhanger van de religie van de vrede los is gegaan met een mes. Ze is OK. Een aantal van haar collega’s is dood. En voor de verandering gaat het in Israëls hoofdstad weer over terreur en vooral de naïeve, onnozele houding van Europa.
Gelukkig neemt kort daarna mijn stemming een andere, zijnde aangename, wending, letterlijk en figuurlijk. De sherut maakt een scherpe bocht. Van het ene op het andere moment rijden we nu door een stervensdrukke religieuze wijk. Overal worden inkopen gedaan. Alles en iedereen steekt over wanneer het al dan niet uitkomt. Mensen staan te kletsen, niemand loopt op zijn gemakje, verkeer dat spook rijdt, krachttermen vliegen over en weer door de reli-wijk. Ik ga eens goed rechtop zitten.
Ik merk dat het klassieke Jeruzalem gevoel aan een stevige come back bezig is. Dit zijn de beelden die ik al die tijd zo heb gemist. De gekte, de energie, de hectiek, kortom, de magie van Jeruzalem. Ja, maar ho even, hoe kan iemand die pretendeert fotograaf te zijn hier geen beelden van maakt? Op de tast duik ik mijn tas, maar ik voel alleen kabels, lenzen en andere nutteloze zooi voor nu. Dan maar de mobiele telefoon met zijn slechtziende camera. Who cares? Ik vermaak me suf hier achter het smerige raampje, met een camera die alleen maar op en neer dendert, op weg naar de uiteindelijke bestemming.
Time flies……when you’re having fun en eindelijk verschijnt daar ons HQ in het hart van Jeruzalem. Met stijvere benen dan normaal stap ik uit het busje. Buiten is het nu een stuk frisser geworden, maar gelukkig heb ik mijn blauwe jas aan. Goede keuze! De eerste persoon die ik voorbij zie hobbelen is een beroepsdemonstrant van de VredeNu beweging, die we ooit hebben gevolgd toen hij demonstreerde met zijn mede boe-roepers tegen de Dag van Jeruzalem. Een paar jaar later zal Hamas zijn voorbeeld volgen middels raketten. Ik ben blij hem te zien, als symbool van mijn wederkeren in Jeruzalem.
Ik ben er!
Eenmaal op de 19e etage doe ik eerst de dingen die ik in de sherut wilde/ moest doen. Daarna volgt de actie met een hoog symbolisch gehalte: Het openen van het kantelraam. Ik hang met mijn hoofd buitenboord en ik hoor de stad en ik zie wat mijn ogen eigenlijk altijd willen zien. De gekmakende verkeersdrukte van King George en Ben Yehuda Street. Links van me het klassieke beeld: de Oude Stad met de verlichte goudkleurige koepel op de Tempelberg.
Als een trots heerser kijk ik uit over míjn stad. Mijn blikken voelen als goedkeurende blikken. Het gaan geweldige Jeruzalem weken worden, waar ik u de komende tijd mee ga lastig vallen. Ik voel me een bevoorrecht mens. Nee, mij hoor je niet klagen.