De parkeerplaats oogt verdacht leeg. Er staat maar één taxi. Die van ons. Waar is iedereen? Is er überhaupt iemand? In ieder geval niet op deze desolate parkeerplaats. Het is duidelijk dat we op deze plek geen verhaal zullen vinden, hooguit een nietszeggende opening zoals deze. Dus zijn we snel klaar. Dan maar de wijk in. De wijk waar het ooit allemaal begon rond 1860.
Het. Waar slaat dat ‘het’ op? Dat slaat op het moment dat waaghalzen, straatarme sloebers èn miljonairs de stap zetten om een leven buiten de muren van Jeruzalem’s Oude Stad op te bouwen. Inmiddels zijn de sloebers en de durvers verdwenen en wonen hier uitsluitend mensen met een leuk zakcentje op de bank. De wijk stond al een tijdje op ons verlanglijstje, maar het moment is nu daar om Mishkenot Sha’ananim met ons bezoek te vereren. De plek van bruisend, hip, vermogend en artistiek Jeruzalem.
Sommige wijken, straten of pleinen zijn in staat me direct te verwelkomen op een warme en open manier. Wees welkom! Het ‘ritme’ van de omgeving neemt me op en ik loopt dan rond alsof ik er al jaren kind aan huis ben. Drukte, energie, uitstraling en allerlei andere prikkels kunnen me dan enorm ‘optillen’. Het artistieke Mishkenot Sha’ananim heeft op papier alles in zich om dat alles ook hier bij me te veroorzaken. Maar u voelt hem vast al aankomen: Mishkenot Sha’ananim kan dat dus niet. Nog niet, in een poging de spanning er een beetje in te houden.
We betreden de wijk en zien om ons heen van alles en nog wat, maar geen mensen. Het is o zo stil. Zelfs zo stil dat ik vogels hoor kwetteren. Het geluid van vogels in Jeruzalem! Het moet niet gekker worden. Al snel bekruipt me een besef dat me tot nu zal kwellen: hoe kan ik in naam van de hemel ooit hier een spannende, meeslepende blog over maken? Ik hou me vast aan de zekerheid dat in deze stad wonderen kunnen gebeuren, dus wie weet krijgt alles nog een briljante wending. Deze hoop van zegen doet weer even leven.
De eerste schuchtere schreden voelen wat vreemd. Ik heb de neiging eerst mijn voeten te vegen voordat ik verder ga. Het is allemaal zo eng netjes en zo schoon. Dat krijg je ervan als je je hart hebt verpand aan de rommelige steegjes en straten van de Nachlaot. Gelukkig overvalt een gevoel van mildheid me bij het zien van de molen. De witte molen die al vele keren mijn visuele zintuigen wist te prikkelen. Een vreemde, markante verschijning aan de sky line van Jeruzalem. Zoals zoveel in deze stad is ook deze molen niet neergezet om toeristen met klompen te trekken. Dit, dames en heren, is de Molen van Montefiore.
Op zich ben ik niet zo van het namen noemen, maar sommige namen zijn historisch simpelweg te groot om af te doen in algemene kreten. Een zo’n figuur is Sir Moses Montefiore. In Jeruzalem is Moses beter bekend als Moshe. Vele wijken hier dragen zijn naam. Zo ook de posh wijk hier tegenaan geplakt: Yemin Moshe. Deze steenrijke Brit zag als een van de eersten rond 1850 dat de levenssituatie voor joden in de Oude Stad niet langer houdbaar was.
De glimmend schone straten van nu zijn niet te vergelijken met de intens gore omstandigheden achter de stadsmuren. Weerzinwekkende sanitatie, waterputten die aan het eind van de zomer bijna droogstonden en waarin beesten lagen te rotten, geen ruimte, onveiligheid, onbetaalbare huren, weinig werk. Niet echt de standaard elementen die je verwacht bij een Heilige Stad. Een stad die toen in handen was van de Ottomanen. De heersende Sultan boeide dat hele Jeruzalem geen moer. Het was een onbeduidende, vervallen, smerige provinciestad in het immense rijk. Alle islamitische ogen waren gericht op Mekka.
De onverschillige Sultan mocht dan zijn trotse Turkse neus ophalen voor dit gat, voor Montefiore lag dat duidelijk anders. Hij had een Brits neusje voor mogelijkheden en kansen. Hij had zijn oog laten vallen op een onooglijk, lelijk en onvruchtbaar ogend stuk land buiten de muren. De grond waar wij nu op staan, omringd door obsessieve bloeiende bougainvilles en hoge bomen. Hier moest en zou de omslag plaatshebben. En als Montefiore iets in zijn hoofd had, dan ging dat gebeuren.
Een babbeltje met Sultan zorgde ervoor dat hij toestemming kreeg om grond te kopen. Zijn aanzien was zo hoog dat Arabieren hem die grond met en uit liefde gratis wilden aanbieden. Uit respect. Daarnaast wilden ze maar al te graag die nutteloze grond af. Een geharde zakenman als Montefiore had het niet zo op ‘gratis’ en gaf de verkoper zijn rechtmatige financiële deel. Niemand mocht echter weten dat de Arabische eigenaar zijn grond had verkocht aan een Britse jood die de grond ging gebruiken om Palestijnse joden te huisvesten. De staat Israel bestond toen nog lang niet, maar de Jodenhaat in de 19e eeuw was er bepaald niet minder om. ‘Zelfs’ nu riskeren Palestijnen hun leven als ze huizen verkopen aan joden.
Als ik hier om me heen kijk, dan kan ik niet anders concluderen dat dit een success story is geweest. Dat de rijksten van de stad hier maar al te graag neerstrijken is veelzeggend. Aan hun komst gingen de nodige problemen, bloed, zweet, strijd en tranen aan vooraf. Doorgaans niet de periode dat de rijksten voorop staan om hier te gaan wonen. Nee, de start van Mishkenot is bepaald geen juichverhaal.
Mensen durfden de schijnveiligheid van de Oude Stad niet te verlaten, want buiten de muren heersten moordlustige bendes Bedouinen, dan wel hongerige roofdieren die er een pootje van hadden om ‘s nachts de deuren langs te gaan, op zoek naar levend vlees. Achter de muren probeerden Azkenazische (uit Oost Europa) rabbijnen te voorkomen dat hun volgelingen de stap naar buiten zouden maken. Heb nog even geduld, de Messias kan elk moment komen, was de dwingende boodschap. Dan kunnen we hem hier verwelkomen! Ik heb even de boeken erop nageslagen, maar die kwam dus niet opdraven. Integendeel, in plaats van de Messias kwam iets waar helemaal niemand op zat te wachten: Een nietsontziend killervirus….