Wat is dit nu opeens? Ik kan hier van alles verwachten, maar dit komt toch wel als een verrassing. We staan midden in Mea She’arim traditioneel stil bij ‘onze’ Used Jewish Books winkel. Bij gebrek aan iconische ijkpunten is dit voor ons het fysieke symbool voor deze ultra orthodoxe wijk. De wijk waar iedereen loopt te kletsen in het Jiddisch en soms Hebreeuws. Dat heeft als voordeel dat wij hardop in het Nederlands kunnen praten.
En dan doemt daar plotseling een personage op die ons in het Nederlands toespreekt. Nee, niet iemand in een toeristische outfit vol vrolijke, schreeuwende kleuren. Zeg maar gerust vloekende kleuren als je in Mea She’arim rondloopt. Hier spreekt iemand gekleed in de klassiek zwart-witte outfit van de joodse orthodoxie. Het vervreemdende effect wordt verder versterkt door zijn zachtmoedige Vlaamse tongval.
“Zo, de geheugenkaartjes aan het volschieten?” De Vlaming kijkt ons grijnzend aan. Ongetwijfeld ziet hij de verbazing in onze ogen. “Ja, ik hoorde jullie praten en ik luisterde even mee. Leuk inderdaad die boekenwinkel. Ik koop daar wel eens wat voor mijn studie.” Hij vertelt uit Antwerpen te komen en studeert even verderop aan een yeshive, een Torah school voor ongetrouwde jongens.
Maar waarom juist hier? Mea She’arim is niet bepaald de natuurlijke plek voor een Belgisch student, dunkt ons. Toch, of misschien wel juist daarom heeft hij het hier prima naar zijn zin. “Klopt hoor, het is niet te vergelijken met Antwerpen. Veel ruimte om vrij te ademen is hier niet. De sociale controle is enorm. Maar dat wist ik van te voren.” Zijn ogen beginnen alsmaar meer te stralen als hij het heeft over zijn verblijf hier. “Wat is er nu mooier voor een Torah student dan te studeren in Israel, in Jeruzalem en dan ook nog in Mea She’arim? Alles ademt hier Torah, elke plek, elk moment. Mooier kan niet.”
Langs ons lopen de bewoners in snelle tred voorbij. Ze kijken zorgelijk, angstig zelfs. Naar ons, maar vooral naar de Vlaming. Af en toe zeggen ze wat tegen hem in het Jiddisch. Met een ontspannen glimlach zegt hij iets terug. “Waar hebben ze het over?”, willen we weten. Hij maakt een geruststellend handgebaar. “Oh, wat denk je zelf? Ze zijn het er niet mee eens dat ik met jullie hier sta te praten. En dan ook nog eens met een wildvreemde vrouw erbij. Ha, ha, sommigen trekken dat gewoon even niet.”
Het is duidelijk dat al die puriteinse waarschuwingen en adviezen hem niet boeien. Hij kletst onbekommerd verder. “Weet je, dit is Mea She’arim en zo denken ze hier. Als je daar niet tegen kan, dan heb je zeker een probleem. En reken maar dat ik het vanavond te horen krijg. Waarom moest ik zonodig praten met die twee? Vooral dat laatste baart ze dan zorgen. Staan praten met niet-ultra orthodoxen.” Hij kijkt even op zijn telefoontje-van-het-koshere soort. Oeps, zijn lessen gaan zo weer beginnen. Hij wenst ons een fijne dag en wij hem een mooie tijd. “Dat gaat zeker lukken”, roepen we alle drie in koor. In een paar passen stormt hij de trappen op. Naar zijn yeshive.
Telkens maakt men ons duidelijk dat we niet welkom zijn. Niet joden of niet-ultra orthodoxen hebben in hun ogen hier immers niets te zoeken. Zouden zij beseffen dat het juist niet-joden waren die hun wijk mede op poten hebben gezet in 1874? Ik vermoed dat ze het antwoord uit hun collectief geheugen hebben gewist. Ooit was dit Arabische grond, maar zoals in die tijd wel vaker gebeurde wilde de eigenaar er graag van af. Hij kon er zelf niets mee, dus als een stel dwazen ervoor wilden betalen dan was het al snel goed.
Na de deal kon men gaan nadenken over het daadwerkelijke bouwen. Een Duitse architect had gelukkig de blauwdrukken al klaarliggen voor de wijk. O ja, geachte bewoners, de man was een protestant en een missionaris bovendien. Mede dankzij de financiële kracht van een Zwitserse bankier waren er geen financiële obstakels meer. De latere bouwvakkers zocht men allemaal in de christelijke of Arabische hoek. Tja, en dan staat men hier nu heel moeilijk te kijken omdat iemand staat te praten met twee mensen ‘van buiten’.
Het zou wat al te flauw zijn om het joodse, religieuze karakter van de wijk gemakshalve te verzwijgen, omdat het zo leuk binnen het verhaal past. Vijf joodse mannen waren namelijk de bedenkers deze nieuwe wijk. Voorop in dat clubje van vijf liep Yosef Rivlin. Deze straatarme rabbijn had al eerder een wijk gesticht. De zeven gezinnen van zijn eerste wijk zorgden natuurlijk niet echt voor verlichting van de ellende in de Oude Stad. Dankzij dat wijkje, Nahalat Shiva, was Rivlin echter wel klaar voor het grote werk. Deze vijfde wijk moest de grootste worden.
Teneinde mensen warm te krijgen voor zijn nieuwe wijk richtte Rivlin zich nadrukkelijk op de bangige Azkenazische gemeenschap achter de stadsmuren. Hun rabbijnen zouden het vast niet goed vinden als ze die stap zouden maken. Stel je voor dat net de Messias komt en op dat moment leef je buiten die muren. Gelukkig vond men een Torah-geleerde en die bood uitkomst, zoals wel vaker gebeurde om een pragmatische oplossing te vinden. Hij wist aan te tonen dat deze plek wel degelijk binnen de muren lag. De geleerde kwam met een berekening om zijn gelijk te onderstrepen. Ik zal u die berekening besparen, al was het maar omdat ik die zelf niet snap. In ieder geval was dat prangende probleem opgelost.
‘Izak zaaide in dat land en oogstte nog in hetzelfde jaar het honderdvoudige, want de Heer zegende hem’. Nee, wees gerust, het gaat goed met me. Dit citaat komt uit Genesis (26:12) en vormt de basis voor de naam van de wijk. Het was een stuk Torah-tekst dat in de oprichtingsweek werd gelezen. ‘Ja, ok, leuk, maar dan zegt het me nog steeds niets’, hoor ik u denken. De uitleg is uiteindelijk simpeler dan het citaat doet vermoeden: ‘Honderdvoudig’ in het Hebreeuws betekent letterlijk ‘Mea She’arim’.
De vijf stichters stelden direct strenge regels op. Degene die intriges, onrust of ruzie veroorzaakte, had een stevig probleem. De meerderheid kon dan besluiten dat die persoon zijn biezen moest pakken. Veel later kregen strenge religieuze regels de verstikkende overhand en waren intriges, onrust en ruzie aan de orde van de dag. Maar dat kon de arme Rivlin toen nog niet weten.
Maar ja, in het jaar 1874 maakten de Ottomanen de dienst uit en met een zure blik zagen ze al die wijken ontstaan buiten de muren. De vijf founding fathers voelden de bui al hangen. Ze moesten ervoor zorgen dat de Turkse toorn hen niet zou gaan treffen. Dan was het zeer prettig dat de vijf allemaal hun eigen beschermende nationaliteit hadden: de Oostenrijkse, Duitse, Russische, Engelse en zelfs de Turkse.
Maar waarom die beschermende nationaliteit? De vijf zorgden ervoor dat hun landen zich achter hun plannen schaarden. Mochten de Ottomanen lelijke dingen van plan zijn, dan waren ze verzekerd van bescherming door hun machtige vriendjes in Wenen, Berlijn, Londen en Moskou. U ziet het, als het moest dan konden ze best pragmatisch denken en doen in deze buurt. Als het zo uitkwam uiteraard.
Dit nuchtere pragmatisme of, zo u wilt, kil eigen belang komt ook op andere momenten schaamteloos naar voren. Als in 1948 David Ben-Gurion de staat Israel uitroept breekt er een spontaan volksfeest uit in Mea She’arim. Het woord ‘spontaan’ is hier ietwat kwestieus, want hier gebeurt niets spontaan. Pas na rabbinale goedkeuring komt men in actie. Maar och wat was men toen blij. Eindelijk de vurig gewenste eigen, joodse staat. En kijk ze nu eens. Ze schreeuwen je van alle kanten toe dat Israel een smerige uitvinding is. Met alles wat ze in zich hebben werken ze met liefde mee aan de ondergang van Israel. ‘Eerst de Messias, dan pas de eigen staat’, is hun in beton gegoten stelling.
In 1948 bleek die staat eigenlijk best wel verrekte handig, want via die staat konden ze anderen hun wil opleggen en ervoor zorgen dat men rekening ging houden met hun vrome gevoeligheden. Dat rekening houden gold natuurlijk niet naar anderen. Het abjecte, infame idee alleen al!
Het was het niet de laatste keer dat ze in Mea She’arim stonden te kraaien van plezier om die vermaledijde staat. Hetzelfde gebeurde in juni 1967 bij de hereniging van Jeruzalem. IDF-strijders kregen een warm heldenwelkom in de wijk. De blijdschap was ook enorm. Lachende gezichten in Mea She’arim; het is amper voor te stellen nu. Ja, die helden van de IDF hadden er toch maar mooi voor gezorgd dat ze weer konden gaan bidden bij de Kotel. De heiligste plek voor iedere jood.
En nu? De ultraorthodoxen en hun politieke partijen in het parlement doen er alles aan om maar niet in dienst te hoeven. De IDF is het symbool van haat en onderdrukking geworden. Jarenlang slaagden ze erin om de dienstplichtdans te ontspringen. Tot 2014 en toen moesten ook zij eraan geloven. Mea She’arim ging eindelijk mede het land verdedigen! Althans, dat was de naïeve theorie. Strijden voor de staat Israel? In nauw contact komen met minder-gelovigen? Overal bewapende vrouwen om je heen? Er zijn grenzen aan wat een ultraorthodoxe ziel kan verdragen.
Wat doe je dan om dit horror-scenario te voorkomen? Dan verdom je simpelweg om op te komen draven. En als je je dan moet komen melden op het politie bureau? Nou, niet te moeilijk, dan kom je niet. Vervolgens trekt de politie in pelotons en te paard en met een stinkend-water kanon de wijk binnen, op zoek naar dienst ontduikers. De ordetroepen krijgen daarbij stenen naar hun hoofd geslingerd onder het continue ‘nazi nazi’ gebrul door opgehitste knulletjes. Daarna keert de rust terug en verandert er eindelijk helemaal niets. Ze weten zich gesteund. Dankzij hun politieke vrienden in de Knesset ontspringen ze daarom telkens de dans.
Maar ho even. De staat Israel niet erkennen, maar wel leuk in het nationale parlement zitten? Ja hoor, dat kan gewoon binnen de Mea She’arim-logica, en op andere plekken waar de ultra’s in de meerderheid zijn. De part time pragmatici beseffen maar al te goed dat ze alleen van binnenuit hun belangen veilig kunnen stellen. Ze krijgen het voor elkaar om genoeg geld binnen harken voor hun full time Torah studenten. Verandering wordt eenvoudig buiten de deur gehouden. Belasting betalen is iets voor de andere inwoners van Israel. En dus ook dat ze in de praktijk niet in het leger moeten. Tot slot een overbodige opmerking: de ultra orthodoxen liggen niet echt goed bij de rest van de bevolking.
Als er dan voor de zoveelste keer weer verkiezingen komen, dan gaat het in Mea She’arim niet over de standpunten. Die liggen immers al decennia lang vast. Nee, de gewetensvraag is of je moet of mag gaan stemmen. Het antwoord daarop is rabbijn-afhankelijk, want de rabbijn zorgt altijd voor alle antwoorden. De anti-stemmers bulderen dan stoer door de straten dat ze die nazistische staat niet nodig hebben en dat ze hun poen kunnen missen als die staat zelf. Toch gaan er nog zat naar de stembus en bezetten religieuze partijen de nodige zetels. Niet voor het nationaal belang, maar voor het simpele eigen belang. De buitenwereld kan de pip krijgen.
Nu vind ik dat ik altijd zo veel mogelijk een gebalanceerd beeld moet schetsen van waar we zijn geweest. Stel je voor dat blijkt hoe ik over bepaalde zaken denk…. Voor de broodnodige balans keer ik daarom nog even terug naar de Vlaming voor onze tweedehands boekwinkel. Hij wijst naar een lantaarnpaal. Even denk ik dat hij gaat zeggen dat Mea She’arim de eerste plek was met straatverlichting. Zijn opmerking is helaas een stuk dramatischer. “Zien jullie dat aanplakbiljet met die foto? Het betreft een jongen die al een paar dagen wordt vermist.” Ja, we kennen het verhaal van de vermiste jongeman. Hij bepaalt hier al een paar dagen mede het nieuws.
Het gaat om ene Aaron Sofer, een 23-jarige yeshive student uit New Jersey. Een aantal dagen terug is hij een wandeling gaan maken met een vriend door de heuvels rondom Jeruzalem. Halverwege haakte de vriend af en Aaron trok nog een stuk verder, om daarna nergens meer op te duiken. “Overal hier hangen die posters. Buiten Mea She’arim zie je die dingen echt niet hoor. Hier praat iedereen erover en leeft men enorm mee met de wanhopige ouders. Velen helpen mee bij het zoeken, dag en nacht. Ook van mijn yeshive. Zo zijn ze hier ook, terwijl niemand die jongen kent.”
Een paar dagen later wordt het lichaam van de Amerikaan gevonden. Hij was blijkbaar verdwaald en op een gegeven moment verloor hij zijn evenwicht en maakte een dodelijke val.
Tot zover de nuance, met een trieste, zwarte rand. Deze naar buiten gerichte blik blijft toch echt een zeldzaamheid. De onverdraagzame blik op de boze buitenwereld heeft de overhand. Een buitenwereld die steeds meer het jachtterrein wordt van de ultra’s. Daar staan immers huizen waar ze willen wonen. Stap voor stap bedreigt men die wijken, als een niet te stoppen gletsjer. Dit heeft meer dan onaangename gevolgen voor die bewoners. Open, gastvrije en tolerante wijken maken een pijnlijke transformatie door, die naar een kloon van Mea She’arim. En wat doet een mens als een zwart-witte gletsjer op zijn huis af komt? Wat gebeurt er in zo’n wijk na de vijandige overname door de ultra’s? Daar gaan we dus heel voorzichtig een blikje werpen.