Nog even de focus bij de security. Deze doet niet onder voor die op een vliegveld. Zoals altijd oogt de bewaking verveeld, nonchalant en onverschillig. Het zou echter pijnlijk simplistisch zijn om dit op een lijn te stellen met een gebrek aan waakzaamheid. Altijd is daar even indringend oogcontact. Na al deze veiligheidsplichtplegingen kan ik eindelijk mijn blik richten op mijn hoogste doel van vandaag: de Klaagmuur. Hier bovenaan de lange trap heb ik een mooi overzicht op de Sukkot-drukte.

Al die keren dat ik hier was, waren er nooit zoveel mensen zoals op deze ochtend in oktober. Eindelijk heb ik nu de perfecte, dus drukke setting. De muur werkt als een krachtige magneet van steen. Het is tijd om aan die verleiding toe te geven, zonder remmingen.
Terwijl ik de trap afhobbel hoor ik Anat achter me. Wat nou weer? Ik kijk achterom. Ze staat nog bovenaan de trap. Als een standbeeld. Ze is niet voornemens af te dalen. Met een venijnig handgebaar vraag ik wat er is. Met een luchtig handgebaar geeft ze aan dat ik terug moet komen. Hallo, ik heb nu helemaal geen zin in dergelijke fratsen. Ik wil me, daar in de diepte, in de menigte storten. Het standbeeld heeft echter een wat dwingende blik, dus met dreinerige benen keer ik terug naar boven. “Wat is er nou?”, vraag ik haar lichtelijk geagiteerd. “Oh, kijk nou. Wat ligt daar dan?”, antwoordt ze meer dan lichtelijk sarcastisch. Oeps, daar ligt mijn rugzak met lenzen, geld, water en paspoort. Die was ik dus even vergeten bij de security. Ik concludeer met haar dat dit niet handig is. “Joh…”, is haar verstilde zout-in-de-wond antwoord.

Met een te zware rugzak kan ik dan eindelijk naar beneden. Rondkijken en traplopen vormen een nogal linke combinatie gezien mijn totaal gebrek aan multi-taskend vermogen. Mensen zitten op de trap, kinderen schieten voor mijn voeten langs en een oude man met indrukwekkende shtreimel (bonten hoed) onderbreekt opeens zijn gestage tred. Even wisselt hij zijn lange plastic ritszak met de lulav van hand.

Eenmaal beneden houd ik zelf ook eventjes halt. Mijn natuurlijk neiging om direct los te gaan moet ik nog even onderdrukken. Dit is het moment om de omgeving in me op te nemen. De geluiden, de kleuren, de mensen. Het lijkt alsof een groot deel van Jeruzalem hetzelfde plan heeft. Eigenlijk was het plan om naar de Birkat Kohanim te gaan. Deze Priesterzegen geldt als het hoogtepunt tijdens Sukkot. De wens hadden we links en rechts al laten vallen en telkens kwam er een reactie als: “Joh, pas op, want er komen zeker honderdduizend mensen. Het duurt uren voordat je eindelijk bij de muur bent.” De kracht van herhaling zorgde ervoor dat we een dag later zouden gaan. Dat hutje-mudje staan is niet iets voor ons. We moeten rond kunnen zwerven, zodat we op elke prikkel kunnen reageren. Dat zou tijdens de Birkat Kohanim echt niet lukken. Een dag later is ook niet erg, en eigenlijk blijkt dat nu al. Bovendien duurt Sukkot zeven dagen lang, dus we hebben genoeg alternatieve datums.

Onderhand heb ik mijn oerdriften lang genoeg onderdrukt, nu ik wil linea recta naar de Klaagmuur. Nog even een puriteinse opmerking in vocabulairistische zin: vanaf nu gebruik ik niet meer het woord Klaagmuur, maar de Kotel, van Hakotel hama’aravi. Waarom? Iedereen noemt de muur hier ‘de Kotel’ en bovendien wordt daar veel meer gedaan dan alleen maar klagen.
Heel sociaal wens ik Anat nog even veel plezier bij het vrouwengedeelte.

‘Mijn’ gedeelte vormt een zee van witte gewaden, wapperende lulavs en het volle, massale geluid van gezang en gebed. Stap voor stap loop ik richting de muur. Voor mijn neus snelt nog iemand voorbij met een enorme Torah rol. Rond een andere, zilverkleurige, Torah rol maken gelovigen een ommegang. Allen met een gebedenboekje en uiteraard hun etrog en lulav. Aan het eind zingen ze: ‘Hosja’na!’. ‘Help ons!’ Daarbij loopt de een te lachen en de ander lijkt tot tranen geroerd.

Tot nu toe heb ik de mannen vrijwel alleen op de rug gezien. Best mooi, maar ik wil nu de uitdrukking op hun gezichten zien. Daarvoor moet ik me een weg zien te banen door rustig lezende mannen in hun witte, plastic stoeltje en anderen die druk zijn met hun gebeden. Als ik dan eindelijk mijn einddoel heb bereikt, draai ik me om. Ik kijk recht in de gezichten van de biddende en zingende gelovigen. Daarbij bekruipt me weer dat ongemakkelijke gevoel om mensen te fotograferen die zo intens hun persoonlijke geloof belijden. Mede daarom ben ik extra alert op gebaren van ‘no picture please’. De focus is gelukkig totaal niet op mij en binnen mijn eigen grenzen kan ik mijn gang gaan.

Dit is de plek om de arba minim, de Vier Soorten, in praktijk te zien. Schuin voor me maakt een man zich gereed om te beginnen aan de zegening die vooraf gaat aan het schudden met de lulav: het belangrijkste moment van de dag. In zijn rechterhand houdt hij de lulav vast. De lulav is in dit geval de wilgen- en mirte takjes en de palmtak tezamen. De zegening komt er in mijn oren in rap tempo uit. Ik versta alleen het laatste woord: ‘lulav’.

Met zijn linkerhand betrekt hij nu zijn etrog erbij. Opnieuw volgt een zegening zonder een herkenbaar woord. Daarna brengt hij de Vier Soorten fysiek samen.
Hij gaat er goed voor staan, rechtop. Voorzichtig draait hij zijn etrog om. Het steeltje staat nu omhoog gericht. Van onder zijn tallith (gebedskleed) komt even één oog tevoorschijn. Hij ziet me. Ik merk verder geen afkeurende reactie. Sterker nog, het lijkt alsof hij nu nog preciezer te werk gaat. Nauwkeurig kijkt hij of de lulav en de etrog in de juiste positie staan. Zelf had ik wat huiswerk gedaan en ik wist dat de wilgen takjes links van de lulav gebonden moeten zijn, en de mirte takjes rechts. Bij hem is het precies andersom. Het zou zeer wel kunnen dat de rabbijn die hij volgt dit zo voorschrijft.

Hij kijkt nu recht vooruit, met de blik gefocussed op de lulav die zich nu vlak voor zijn gezicht bevindt, ter hoogte van zijn neus. Het is een inschatting van mijn kant, want meer dan een stukje baard kan ik nu niet meer zien. Het is alsof hij in de houding staat. Dit is overduidelijk de sleutelfase die gaat aanbreken. Ik ben voor even totaal gericht op de man, en het is net alsof alle geluiden verstommen en de mensen oplossen in een zee van wit. Hij gaat nu echt beginnen.
Drie keer strekt hij de armen vanaf zijn borst naar voren, met de Vier Soorten in stabiele positie. Het zijn drie korte, trage bewegingen. Dan trekt zijn buurman kort mijn aandacht. Deze heeft er duidelijk meer de spatten in. Bij mij voelt het als snel afraffelen. Een, twee, drie en hup, verder. Gelukkig neemt de man die ik volg ruim de tijd voor zijn handelingen. Zijn precieze bewegingen symboliseren de hoop dat de juiste winden gaan waaien door het Land Israel en de hele wereld.

Hij draait zich nu een kwart slag naar links. Opnieuw volgen de drie bewegingen. Daarbij maakt hij korte, trillende bewegingen met de lulav. De bladeren geven een geluid als de wind die zachtjes door de takken blaast. Ik weet niet of die associatie klopt, maar ik vind hem best wel passend.
Even haalt hij diep adem. Er lijkt wat meer spanning te zitten op zijn polsen en handen die de arba minim bij elkaar houden. Hij gaat rustig verder en beweegt ze nu over zijn rechter schouder. Drie keer, uiteraard. Al die tijd raken zijn handen niet uit positie. De linker hand met de etrog blijft strak tegen de takken gedrukt.
Dan draait hij naar links en voert weer de drie stappen uit. De lulav trilt nu harder. Het geluid klinkt dan wel liefelijk, maar in combinatie met de aanblik van de man in zijn tallith geeft het me een wat ongemakkelijk gevoel. Geen idee waarom. Wellicht omdat die korte, onregelmatige trillingen zo afwijken van de regelmatige bewegingen met de lulav.
Hij kijkt inmiddels weer recht voor zich uit. Daarna richt hij de blik naar de hemel en de arba minim gaan drie maal omhoog. Tot slot dezelfde drie bewegingen naar beneden. Daarbij let hij er goed op dat de lulav in kaarsrechte positie blijft. Het ritueel eindigt op het moment dat hij de Vier Soorten tegen zijn hart drukt.

Uiteraard ben ik daarna zeer benieuwd naar het waarom van alles wat ik heb gezien. Zoals eerder aangegeven: niets is ‘zomaar’ in het joodse geloof. Het vinden van antwoorden is op zich vrij simpel, maar zoals altijd hier: alle antwoorden krijgen het voor elkaar dat ene antwoord net iets afwijkt van het andere. Voor de een is deze ceremonie bedoeld om de liefde voor en het welbevinden van de wereld te tonen. Het maakt niet uit over welke windrichting het dan gaat. De wereld is een, zoals de lulav en de etrog dat ook zijn.
Een andere, meer religieuze visie is dat het schudden van de lulav een instrument is om Gd en Moeder Natuur te loven. Wel opmerkelijk dat de woorden lulav en loven zoveel op elkaar lijken. Ik hou het maar op toeval. Alle Vier Soorten zijn bedoeld om àlle joden samen te brengen in vrede. Gelovig of niet, lelijk of mooi, rijk of arm, dat boeit allemaal niet. In het Hebreeuws vormen de vier beginletters van de Vier Soorten de naam van Gd in het Hebreeuws: YHWH. Alle joden zijn een, zoals de lulav en de etrog dat ook zijn.

En als u denkt dat de man die voor mijn neus de lulav stond te schudden aan de standaard voldoet, dan moet ik u teleurstellen. Ook hier geldt dat er diverse vormen zijn bij het schudden. Stel je voor dat men het met elkaar eens zou zijn! Het onzalige idee alleen al! Ik hou datgene wat ik heb gezien als De Gouden Standaard.
De man staat na het schudden nog even heen en weer te wiebelen met de Vier Soorten tegen zijn hart gedrukt. Daarna gaat hij weer bij zijn gebedenboekje zitten. Ik laat hem verder zijn eigen ding doen, zonder dankbare meekijker.
Mijn blik verruimt weer. Naast de lulav schudder schuift iemand per ongeluk een stapel gebedenboeken van tafel. Oud en jong schieten te hulp om de boeken terug te leggen. Heel subtiel krijgt elk boek voor terugkeer op tafel een klein kusje. Sorry hoor, maar bij zulke verfijnde beelden smelt ik.

Een jongetje verderop is even een beetje de kluts kwijt. Hij doet enorm zijn best om de gebeden uit zijn boekje uit te spreken. Tegelijkertijd probeert hij de etrog en lulav bijeen te houden. Zoals het hoort. Hij komt echter een hand tekort. Het joch kijkt er diep droef en ernstig bij. De diepe frons toont een gevoel van falen. Juist op dit belangrijke moment! Daar is echter de geruststellende vaderlijke hand. Hij legt het boekje op tafel en hij houdt deze voor hem open. De zoon kan nu zowel reclameren als de Vier Soorten perfect vasthouden. De diepe frons is verdwenen. Hier staat iemand die weet hoe het moet.

Rechts van me hoor ik geluiden uit Wilson’s Arch komen. Het overdekte gedeelte van de Kotel, om het even verkeerd te omschrijven. Toch ook nog maar even daar langs. De sfeer in deze ruimte is altijd anders dan buiten. Daar hangt meer het gevoel van een synagoge in de lucht.
Onderzoeker William Wilson ontdekte in 1864 deze oude toegangsweg naar de Joodse Tempel. Duizenden jaren na de verwoesting door de Romeinen was die weg bedolven onder puin. Het zou tot 2006 duren voordat Wilson’s Arch eruit zou zien zoals nu. U weet immers ook dat in Jeruzalem nogal wat dingen gevoelig liggen, zeker bij de bovenburen van de Dome of the Rock.

De akoestiek hier is lekker ‘zwaar’. Het gezang kan geen kant op en wordt tegen gehouden door de enorme dikke stenen. De klanken zorgen voor een wat hypnotiserende atmosfeer. Overal staan groepjes te bidden of te zingen. De geluiden vormen een eindeloze mix in deze immense ruimte.
Hoe groot die ruimte ook is, vandaag zie ik geen kans om naar het andere uiteinde te gaan. Het is simpelweg te vol. Gelukkig hoef ik hier nooit te zoeken naar mooie prikkels.

Voor me is een groepje geconcentreerd in gebed. Direct zie ik een fraai fotomoment dankzij twee mannen die met hun lulavs als frame dienen voor mijn beelden. Om hun concentratie niet te verstoren maak ik een aantal foto’s door iets achter hen te gaan staan. Een man kijkt achterom. Ik knik vriendelijk. De man geeft geen krimp en gaat onverstoorbaar verder. Voor de zekerheid neem ik nog een paar foto’s. Opnieuw kijkt hij me aan. Zijn blik staat nu op onweer. Op dat moment hoor ik de harde echo van de camera sluiter. Dat klatsende geluid wil je niets steeds horen in je rechteroor tijdens het Sukkot gebed. Zoals ik al zei de akoestiek in Wilson’s Arch is totaal anders dan buiten.

Ten einde de boel niet verder op scherp te zetten besluit ik de biddende mannen niet nog een keer te storen. Het is tijd om Anat op te zoeken. Dat blijkt makkelijker gezegd dan gedaan. In deze drukte kan ik haar nooit opsporen. Dan maar de telefoon. Na een 30 seconden-gesprekje van ongeveer 5 euro weet ik dat ze in de Sukkah zit.

In de sukkah is er weinig plek voor deze extra bezoeker. Hele families zitten rustig aan tafels broodjes weg te knagen en anderen doen hier de bewegingen met de Vier Soorten. Ook in deze drukte is de overgave volledig. Mensen lopen in en uit en kinderen hollen rakelings langs de man. Het deert hem allemaal niet. Voor hem en menig ander is namelijk de sukkah de aangewezen plek om te schudden aan de lulav. Op een afstandje kijkt een jongen van een jaar of 10 hoe de man het allemaal doet. ‘Ooit, ooit….’, zie je hem denken.
Leuk, al die observaties maar waar zit Anat? Mijn zoekende blik eindigt in de uiterste hoek, daar waar ze een perfect zicht heeft over de gehele sukkah. Een ding is direct duidelijk: ze heeft hier niet zitten wegkwijnen terwijl ze op me wachtte. Ze zit lekker wat te eten en te drinken en kletst met de mensen om haar heen. “Hoe kom je aan dat eten?”, vraag ik haar, wetende dat we alleen een paar slokken water hebben meegenomen. Anat: “Gewoon. Gekregen van de mensen hier. Als je als vreemde een sukkah bezoekt krijg je eten en drinken. Dat heet gastvrijheid.”

Klinkt allemaal niet verkeerd. De omgeving is er ook naar. Iedereen praat met iedereen en schuift bij elkaar aan tafel. Het is rumoerig, rommelig en soms chaotisch. Kortom, een plek om het eenvoudig in vol te houden.
Eigenlijk resteert me nog een vraag. Hoe heeft ze het gehad bij het vrouwen gedeelte? Ik spits mijn oren om al haar ervaringen later te gebruiken in een blog. Ze haalt even diep adem om mijn sfeervraag te beantwoorden. “Sfeer? Geen!”

Net als bij de muur en in Wilson’s Arch nadert ook hier in de sukkah het moment van afscheid. Via de Oude Stad gaan we op zoek naar een taxi. Onderweg komen we nog veel mensen tegen die op weg zijn naar de muur, allen met de bekende lange plastic lulav-zak. Velen zijn afkomstig uit de wijk Mea She’arim. De beruchte ultra orthodoxe wijk die hierna op het blog menu staat. Een plek waar we verre van welkom zullen blijken te zijn, ook tijdens Sukkot. En ze schromen totaal niet om je dat goed kenbaar te maken.