Slenteren door Jerusalem tijdens shabbat blijft zijn charme hebben. Althans voor mij, want nogal wat anderen moeten niks hebben van die religieuze dwingelandij waardoor alle winkels gesloten zijn, er geen openbaar vervoer is en een bezoekjes aan een bioscoop, bar of (afhaal)restaurant uit den boze zijn. Er gebeurt tussen de zonsondergangen van vrijdagavond en zaterdagavond eigenlijk helemaal niets, althans op commercieel gebied. Op religieus gebied des te meer, ook hier in Even Yisrael. Ik vind het prima zo’n dag in de week waarop de atmosfeer kalm en harmonieus is, zolang je maar de gevoelige zielen van de ultra-orthodoxen niet krenkt als je daar met een camera rondloopt.
Extra alertheid maakt zich van ons meester als we even verderop een groepje mensen zien zitten. Dit is in het verleden nogal eens een heikele operatie gebleken, waarbij mensen hun diepe afkeer niet onder stoelen of banken staken. Lafjes omdraaien is geen optie, want dit is en blijft de openbare weg. Ook op shabbat. Ik voel mijn Nederlandse “ik-sta-in-mijn-recht” principe stevig opborrelen. Met al deze hoog verheven morele bewapening in de aanslag sjokken we verder. Een van de mannen ziet ons. Hij kijkt naar onze camera’s en ik weet meteen wat er gaat komen: ‘Camera’s! No! Shabbat. Go away!’ Waarom zijn sommige mensen zo vreselijk voorspelbaar? Op de een of andere manier voel ik dat altijd haarfijn aan. Kom maar op!
De man, in zijn prachtige witte gewaad, begint breed te lachen, waarbij een indrukwekkende partij ivoor tevoorschijn komt. Hij wijst naar de camera’s en steekt zijn duim omhoog. De anderen kletsen en drinken rustig verder en wensen ons shabbat shalom. Twee vrouwen zetten verse thee neer en iets wat lijkt op koekjes. Wat direct opvalt zijn hun kleurrijke, uitbundige jurken en hoofddoeken op deze o zo ingetogen shabbat. En ook hier weer die ivoorrijke lach. Het is hier een en al relaxte vriendelijkheid. Ja, zoiets voel ik op de een of andere manier goed aan.
Het zijn zo te zien allemaal mensen met een Ethiopische achtergrond en daarvan wonen er veel in Even Yisrael. Ze maken hier zich niet zo druk of voelen geen aandrang om anderen de les te geven, zoals in de Azkenazische en Sefardische nogal eens gebeurt. Ze fietsen rustig rond, knutselen wat aan hun bescheiden woning of slenteren wat rond. Hier waart de geest van Bob Marley nog steeds rond. En ook de geur trouwens, want op nogal wat plekken word je van de walmen zo high als een Vlaamse papegaai.
Nogal wat Ethiopische joden zijn in de jaren 80 overgekomen vanuit hun thuisland. Het regime van de bloeddorstige dictator Mengistu had weinig op met de joden, zoals hij dat in feite ook niet had met de rest van zijn volk. Diplomatieke betrekkingen tussen Ethiopië en Israel bestonden in die jaren uiteraard niet. Toch lukte het om tienduizenden joden over te laten komen, buiten het zicht van de marxistische despoot.
Daarbij maakte Israel gebruik van de nodige creativiteit, zoals het runnen van een nep “duikschool” in Soedan, buurland van Ethiopië. In het duik resort werden de joden opgevangen om ze daarna door te vliegen naar Tel Aviv. Bij een van die vluchten in 1991 werd en passant een wereldrecord neergezet. Nooit eerder werden in een enkele vlucht zoveel mensen vervoerd. Uit de Boeing 747 waren alle stoelen verwijderd, waardoor er 1086 mensen over konden komen. Een reis van zo’n 3000 kilometer. Dus mocht u zich bij een volgende vlucht groen en geel ergeren en rood aanlopen van woede, door de aso voor u die maximaal zijn stoel naar achter gooit terwijl u zit te eten of dat hyper onrustige kind achter u dat zijn puntige knietjes continu in uw vermoeide onderrug port, besef dan dat het altijd erger kan, zoals tijdens die recordvlucht in ’91. Mocht u dit verhaal enigszins bekend voorkomen, dan kan dat heel goed. In 2019 verscheen namelijk de film “Red Sea Diving Resort” die gaat over deze operatie.
De Rode Zee of een duikschool zijn hier in Even Yisrael nog verder weg dan ze al zijn. We lopen langs het lege amfitheater, waarvan ik eerlijk gezegd niet weet of hier ooit voorstellingen zijn. Voor de verandering slaan we een steegje in. Normaliter doemt daar aan het eind een hermetisch afgesloten blauw hekwerk op. Door de jaren heen is dat hek me blijven fascineren. OK, dat saaie hek op zich niet, maar vooral wat daar àchter schuilt. Gelukkig had iemand ons ooit verteld niet doordeweeks, maar juist tijdens Shabbat een keer die kant op te gaan, want dan staat het hek ’s morgens open en is er een interessante synagoge te bezoeken. De man klonk zeer overtuigend, dus op deze shabbat is er alle reden om zijn tip op te volgen.
De eerste aanblik geeft de man direct gelijk: Het hek staat dit keer uitnodigend open. Na jaren gulzig gluren door een gesloten poort, kunnen we nu eindelijk naar binnen.
Discreet laten we onze opzichtige camera’s hangen. Een synagoge bezoeken met een camera is doorgaans niet zo’n punt, maar op de heilige shabbat ligt dat logischerwijs anders. Gevoeliger. Al snel blijkt geen enkele gevoelige teen aanwezig. Er is hier helemaal niemand. Geen menselijke geluiden. Stilte alom. Af en toe een vogel die onsamenhangend voor zich uitfluit. Meer niet. Eén voordeel: Er is geen enkele reden meer om nog langer spastisch onopvallend met de camera’s om te gaan. Onbespied klikken we er flink op los, want ondanks de afwezigheid van menselijke elementen is het een fotogeniek geheel. Het hele complex lijkt nog in zijn oorspronkelijke staat te verkeren. De stilte zorgt voor een extra dimensie. Maar ja, dat zie je niet echt op de foto.
Na een tijdje heb je echter alles wel een paar keer bekeken en rest er weinig anders dan weer te vertrekken. Wel erg jammer, want ik had hier beduidend meer reuring verwacht, maar het is niet anders. Onze tipgever blijkt iets te veel zijn fantasie te hebben gebruikt in het aanprijzen van deze plek. Ik slenter alweer richting uitgang als opeens vanachter een gebouwtje een persoon nonchalant aan komt wandelen. Een behoorlijk forse man en hij heeft ons vrij snel in het vizier.
Zijn eerste woorden zijn zeer direct: “Wat komen jullie hier doen?” Het is lastig te bepalen of dit een informatieve of een vijandige vraag is. Al snel blijkt, gelukkig, het eerste nadat Anat hem in het kort de reden van ons bezoek heeft uitgelegd en dat we voor ons boek al jaren proberen hier naar binnen te komen. De man grijnst innemend en begint tegen mij te praten. Niet handig, want ik versta er niets van. “Nee”, zegt Anat, “hij spreekt geen Hebreeuws”. Dat blijkt totaal geen probleem want hij vervolgt zijn verhaal in vloeiend Engels, met een stevige Amerikaanse tongval.
Zonder enig aandringen van onze kant vraagt hij: “Willen jullie dan wellicht de synagoge zien?” Zoals bekend zijn we soms heel slecht in ‘nee’ zeggen, dus stemmen we direct in. Onze, oprechte, gretigheid lijkt hem nog gunstiger te stemmen.
Hij stelt zich voor als Louis en hij is hier de gabai (soort van toezichthouder) van het geheel. Zijn mededeling dat hij in de VS is geboren komt niet geheel als een verrassing, getuige zijn stevige Amerikaanse accent. Sedert 1988 woont hij in Nachlaot en hij ziet het als zijn missie om de synagoge en de verhalen eromheen levend te houden. “Maar laten we naar boven gaan, dan kan ik jullie een en ander vertellen.” De tocht naar boven komt als een kleine verrassing aangezien we hier beneden toch duidelijk voor de synagoge staan. “Nee, dit is een Sefardische synagoge, die is gesloten. Kom mee.”
Via een behoorlijke steile trap komen we boven waar de nodige gedenkplaten te zien zijn. “Deze mensen, vooral Amerikanen, hebben er mede voor gezorgd dat dit alles nog bestaat.” Met een blik intense dankbaarheid kijkt hij naar de naamborden en de directe omgeving. Ziet er allemaal verhaalrijk uit, maar mijn focus is nu gericht op de synagoge. Deze bevindt zich aan het eind van de galerij: De Achdut Yisrael Synagoge. Louis opent de deur en ik maak me op om me onder te doppelen in de aparte sfeer die altijd in zo’n synagoge hangt. De rust waarbij de hectiek en spanning van buiten nooit weet door te dringen. Zo’n plek om in een hoekje om je heen te kijken en die sfeer binnen je te laten stromen.
Louis gaat ons voor en direct blijkt dat deze synagoge die warme, bijzondere sfeer niet uit ademt. Totaal niet. Het licht is hard en het plafond volkomen franjeloos. De lijnen zijn strak en streng. De overkapping over de tafel waar de Torah wordt gelezen, de bima, toont op het robuuste houtwerk symbolen die ik in geen enkele synagoge heb gezien: De logo’s van diverse para militaire verzetsgroepen. Groepen die een lange, bloedige, dodelijk strijd voerden tegen met name de Britten.
Anders gezegd, we zijn in een synagoge die nogal afwijkt van eerdere ervaringen. Deze eerste indrukken blijken nog maar het begin van wat allemaal gaat volgen. Ik maak wat foto’s van het interieur. “Nee, alsjeblieft geen foto’s maken”, verzoekt Louis. Net nu ik niet op mijn ‘foto hoede’ ben komt hij met die vraag. Waarom?? Hij vervolgt: “Nog even niet. Wacht totdat de mensen daar klaar zijn met hun werk in de keuken”. Ze waren me nog niet opgevallen, maar achterin zijn mensen nog bezig met de afwas en het opruimen om de dienst huishoudelijk af te ronden. Als een keurige gast leg ik mijn camera tijdelijk het zwijgen op. Het interieur loopt immers niet weg, en ik heb de tijd.
Gelukkig maar, want op dat moment weten we niet dat Louis ons ruim twee uur lang zal meenemen in het verhaal van deze onvergelijkbare shul. Alsof hij de lichte verwarring en ‘verwezing’ in mijn ogen ziet, doet Louis er vervolgens nog een minstens zo verwarrend schepje bovenop: “Welkom in de Olei Hagardom, de tweede naam van deze shul, opgedragen aan hen die stierven in de strop”. Een verhaal vol strijd, verdriet, terreur, dood, moord, tragedie, symboliek, trots, overwinning en de wereldreis van een unieke Torah rol richting de Achdut Yisrael Synagoge.
Spannend Erwin!! Ik kan niet wachten op het vervolg.
Dank je wel ;-). Nog effekes geduld, maar het komt….
Weer een nieuw aspect van Jeruzalem. Ook weer de nodige onverwachte wendingen, gauw het vervolg!