Ons verblijf in de Achdut Yisrael Synagoge is loopt ten einde. De ‘galgensynagoge’ van het gewapend verzet tegen de Britten kent een meeslepend verhaal met de twee Eliyahu’s die in 1945 werden opgehangen in Cairo. Louis is inmiddels zo’n anderhalf uur aan het woord en heeft het gordijn voor de Ark met de Torah-rollen inmiddels gesloten. Hij steekt de imposante sleutelbos in zijn broekzak. Nog even kijkt hij om zich heen, alsof hij checkt of er nog meer te melden valt. Het lijkt er niet op als ik zijn houding goed interpreteer. Zijn woorden bevestigen mijn waarneming: “Ja, dit is het volgens mij eigenlijk wel zo’n beetje. Denk ik….” Conclusie: Het is inderdaad tijd geworden om afscheid te nemen. “Oh, wacht”, onderbreekt Louis mijn te vlot zelf-getrokken conclusie, “het volgende is misschien ook nog wel interessant voor jullie, en belangrijk voor deze synagoge.” Hij loopt naar het hoekje waar een soort lessenaar staat en een oude stoel. “Dit is het hoekje van de legendarische Rabbijn Aryeh Levin. Wel eens van gehoord?” Zijn houding verraadt dat hij het antwoord eigenlijk wel weet te raden. Die rabbijn kennen ze vast niet!
Van binnen voel ik een licht cynische glimlach bij mezelf opkomen: ’Wel eens van gehoord?’ Nou, daar kunnen we speels gemak volmondig ‘ja’ op zeggen. Het met overtuiging uitgesproken bevestigende antwoord lijkt hem enigszins te verrassen. “Ah, ok, jullie kennen de naam…”. Hij kijkt ons aan om te checken of we hem niet in de maling nemen. “Ja, we weten zeker wie hij was”, vertel ik hem, “we zijn in zijn huisje geweest, in Mishkenot Yisrael.” Zijn grote ogen rollen nu bijna uit de kassen. “Wow, toe maar, in zijn huis geweest.… Ja dat is bijzonder.… Heel bijzonder.” Hij is even zoekende naar passende woorden. Om het voor hem verklaarbaar te maken leggen we uit dat we daar zijn geweest, omdat we vrienden zijn van de yeshive die sinds kort eigenaar is van Levin’s huisje. Nee, zelfs hij is nog nooit daar binnen geweest, moet hij met lichte spijt in zijn stem bekennen. Nog ietwat in verwarring door het feit dat deze Nederlandse ‘aliens’ de woning van de legendarische rabbijn hebben bezocht, probeert hij de draad van zijn verhaal weer op te pakken.
Liefdevol haalt hij een portretfoto van de kleine rabbijn tevoorschijn. “OK, ja, nou in dit hoekje zat dus Rav’ Aryeh Levin elke vrijdagavond om het ingaan van shabbat te vieren. De bezoekers waren meestal strijders van de Irgun en de Lehi. Sommigen waren bewapend en verstopten hun wapens in een kistje onder de bima (waar de Torah wordt gelezen). Levin stak de strijders een hart onder de riem. Hij hoorde ook van hun plannen en welke gewelddadige acties op stapel stonden.” Het is een wat raar idee dat deze kleine, breekbare, vreedzame rabbijn met zijn glimlach die iedereen wist te ontdooien, in deze gewelddadige kringen verkeerde. “De strijders liepen met hem weg en ze vertrouwden hem volkomen. Ze gaven hem berichtjes mee om door te geven aan de gevangenen in de centrale gevangenis van Jeruzalem. Daar ging Aryeh Levin elke zaterdag naar toe. Hij verstopte dan de briefjes aan de binnenkant van zijn jas, waar zijn vrouw allerlei zakjes had gemaakt.” Louis loopt naar het raam en pakt een fotolijst. “Kijk, dit is Aryeh Levin”, en beseft vervolgens: “…maar dat weten jullie dus waarschijnlijk al”. De instemmend knikkende hoofden tegenover hem bevestigen zijn vermoeden.
“Dit is trouwens zijn biografie”, terwijl hij een boek pakt dat ook in dat hoekje staat tussen diverse gebedenboeken. “Hierin kan je echt alles lezen over de man, die de Rabbijn van de Gevangenen werd genoemd en de Rabbijn van Lepralijders, de melaatsen.” Hij toont ons het dikke boek. “Ja, dat boek kennen we. Dat ligt in ons hotel.” Het antwoord lijkt hem inmiddels niet meer te verbazen.
Hij beseft dat hij ons weinig nieuws kan vertellen over Aryeh Levin. “Goed, dit is dan. Super bedankt dat jullie zijn gekomen.” Wij zijn meer dan blij dat we zijn gekomen, maar alle dank behoort toch echt puur en alleen bij Louis en dat laten we hem goed merken. Zijn ogen stralen nu vooral tevredenheid uit. Dan blijkt Louis toch, nogmaals, nog niet geheel en al klaar met ons.
“Kijk hier”. Hij wijst op het blauwe gedenkteken op de muur achter Levin’s stoel. “Misschien ook goed te weten voor jullie boek: dit is de memorial voor de strijders die stierven aan de galg tijdens het Mandaat. Kijk, hier in het midden staan de namen van de twee Eliyahu’s die stierven in Egypte (zie vorige blog). Twee andere mannen troffen hetzelfde lot, maar dan hier in de centrale gevangenis: executie door ophanging. Het verhaal van Barazani en Feinstein is zeer bekend in Israel. Het waren echte helden.” Hij wijst hun namen aan op het gedenkteken. “Kort voor hun einde (waarover meer in de volgende blog) zongen ze het gebed Adon Olam: Koning van het Universum.” Louis kijkt ons indringend en gekweld aan, als hij het slotcouplet, en dus de laatste woorden van de twee mannen citeert:
“To Him, I commit my spirit,
in the time of sleep and awakening,
even if my spirit leaves,
G-d is with me…. “
Louis valt midden in de zin even stil en verbijt opnieuw zijn opwellende emoties.
”…. and I shall not fear”.
Door het uitspreken van de slotregels van dit krachtige gebed lijkt Louis zich weer te herpakken: “Dus je begrijpt waarom we sinds die tijd elke shabbat-ochtend eindigen met het Adon Olam.”
En opnieuw schiet hem een verhaal te binnen over Barazani en Feinstein. “Er is ook een mooi verhaal over de Tenach (bijbel) van Feinstein. De twee mannen hadden een hele goede band met hun Britse bewaker. Ze mochten de man graag en ze wilden hem geen kwaad doen. Feinstein gaf de man zijn Tenach met het verzoek hen, zo kort voor hun dood, even alleen te laten en vroeg de bewaker buiten hun cel voor hen te bidden. De slotwoorden van Feinstein aan de Brit waren: ‘Lees deze bijbel en besef….’, en opnieuw onderbreekt Louis zichzelf, omdat de emoties hem weer parten spelen. ‘…. Wij vochten voor dit land, waarvan je denkt dat het waardeloos is’.
De Brit heeft de Tenach meegenomen naar Engeland en het boek verdween vervolgens uit het zicht. Ergens rond 2007 belde de familie met toenmalig premier en latere bajesklant Ehud Olmert. “Ze vertelden hem dat de bewaker de Tenach van Feinstein had meegenomen. Recentelijk was de ex-bewaker overleden en zijn laatste grote wens was om het boek na zijn dood terug te geven aan de familie Feinstein. Hij had het al die tijd zorgvuldig bewaard in een aparte la in zijn leeskamer. Via de premier kwam men in contact met de Feinsteins en in april 2007 bracht de zoon van de bewaker de Tenach terug. Uiteraard is de familie het boek, inclusief de koffiekringen en sigarettenas-resten uit april 1947, meteen gaan bekijken. Ze vonden een persoonlijke boodschap van Feinstein aan de Brit. In het Hebreeuws schreef Feinstein: “Remember that we stood with dignity and marched with honor. Better to die with a weapon in your hands, than hands raised in surrender.”
De boodschap van Feinstein lijkt nu ècht het laatste verhaal van Louis te zijn. Nogmaals bedanken we hem, en opnieuw betoont hij zijn dank aan ons. “Het zag er lang naar uit dat er niemand meer zou komen vandaag, na de shabbat-dienst. Ik stond op het punt alles af te sluiten, zodat ik thuis een extra dutje kon doen. Toen kwamen jullie en heb ik toch mijn verhaal kunnen doen. I am so happy!” Tja, wat moet je daar nou op zeggen? “Graag gedaan joh” of “fijn om te horen”? Terwijl wij juist degenen zijn die enorm ‘happy’ zijn met zijn verhaal, zijn tijd, zijn bevlogenheid en zijn kwetsbaarheid. Het enige wat ik kan verzinnen is stevig mijn duim op te steken.
Anat en ik lopen alvast naar buiten, terwijl David en Louis nog wat staan na te kletsen. We hangen over de balustrade van de galerij en staren naar beneden over het nog steeds lege centrale plein. Het is alsof we even moeten terugschakelen naar het heden. Zo enorm heeft Louis ons teruggebracht naar die jaren 40. Langzaam dringt het heden weer stukje bij beetje door. Boven het complex toont de moderne architectuur zijn moderne, weinig warme gezicht. Ook hier zie je weer hoe enorm de nieuwe bebouwing oprukt, klaar om de ‘oude meuk’ op te slokken en ook daar gezichtsloze gebouwen neer te zetten. Ik merk dat mijn vertrouwde stokpaardjes weer opspelen. Een teken dat ik terug ben in het nu.
Louis sluit ondertussen de deur van de synagoge. “Kijk, hierboven zie je het bordje met de naam van de synagoge. Misschien leuk om een foto van te maken.” In koor klikken drie camera’s tegelijk om wellicht de minst fotogenieke foto van de dag te maken. Op het gezicht van Louis verschijnt een grijns bij het zien van dit tafereel op de smalle galerij.
We dalen de steile trap af en komen uit op de plek waar het bijna twee uur geleden begon: het centrale plein. We scharrelen nog wat rond en op de een of andere manier zijn we Louis uit het oog verloren. Ach, hij zal vast en zeker hier de weg wel kennen. We lopen nog even wat heen en weer over het plein om nog wat foto’s te maken. En opeens vanuit een hoekje: “Anat! Erwin! Kijk naar die waterput. Daar werd vroeger al het regenwater opgevangen dat in de winter was gevallen. Al dat water werd hier netjes verdeeld. Daar waar nu die muur met die boom erop getekend is, begon de rij voor de waterput. Mensen hadden allemaal bonnetjes met daarop de hoeveelheid liters waar ze recht op hadden; één, vijf of tien liter. Een oersimpel en doeltreffende systeem” Louis wil nog iets zeggen, maar iemand roept hem naar de poort. Aangezien we kunnen concluderen dat we best wel veel gezien en nog meer gehoord hebben, lopen we ook richting de uitgang.
Buiten, bij de poort is Louis inmiddels druk in gesprek met andere mensen en binnen de kortste keren heeft zich een keuvelend groepje gevormd. Louis switcht nu continu van Hebreeuws naar Engels en weer terug. Ondertussen nemen we, voor de verandering, nogmaals afscheid van hem. We willen richting ons hotel gaan. Ik zak door mijn hoeven van het staan en Anat is er bar en boos aan toe met de eerste verschijnselen van voedselvergiftiging die haar de komende week aan ‘huis’ zal kluisteren. Nu nog zalig onwetend, want een dag later zou ik haar voorbeeld volgen. Je bent een team of niet. We schudden Louis de hand en bedanken hem voor de zoveelste keer.
Tegelijkertijd wijst hij naar de rest van het gebouw. “In de gebouwen aan deze vleugel, parallel aan dit straatje, huizen nu de kantoren van een yeshive (een religieuze school voor jongens en ongetrouwde mannen). Ooit werd daar les gegeven in zeer wereldse zaken, zoals vreemde talen en het ambacht van timmerman. Dat klinkt nu heel normaal, maar dat was vroeger wel heel anders. Dat was revolutionair!” ‘Hé’, denk ik, ‘hoor ik hier de echo van Michael Pines? Die revolutionaire onderwijsvernieuwer hier in Even Yisrael die de oude rabbijnen schrik aan joeg met zijn ‘ketterse’ plannen’? De vraag stellen aan Louis gaat niet, want hij is inmiddels weer overgeschakeld naar Hebreeuws.
Hij wendt zich weer tot ons om definitief afscheid te nemen. Maar dan schiet mij nog iets te binnen. Boven de poort staat het duidelijk dat hier sprake was/ is van een weeshuis: een General Orphanage, dan wel een Spanish Orphanage. Die snap ik even niet, want het gaat hier immers om twee synagoges en kantoren/ oude leslokalen. “Klopt”, zegt Louis, “ooit was hier een weeshuis. Tot ongeveer begin jaren ’60. In de gebouwen waren de slaapzalen voor de pleeggezinnen. In de jaren ‘60 nam de overheid de verantwoordelijkheid voor de weeskinderen op zich.” Hij vertelt dat een non-profit organisatie het weeshuis-complex runde. “Met het opgehaalde geld konden ze de kinderen kleden en de gebouwen onderhouden. En om te zorgen dat er direct zorg was voor de wezen, zoals tijdens noodsituaties, sliepen hier ook de docenten. Er was dus altijd toezicht en hulp. Maar ja”, verzucht een ietwat melancholiek ogende Louis, “nu zorgt de overheid voor hen.” Het geld voor het weeshuis is ooit financieel mogelijk gemaakt door de vier broers Baruchoff. Dat verklaart dus die naam op het bord, maar ook de naam van de straat. Ik herhaal het maar weer eens: Men weet hier de herinnering aan hun helden levend te houden.
We zwaaien nog even naar Louis en wurmen ons langs het groepje mensen, dat zich inmiddels heeft verzameld voor de poort. Nog een keer komen we in de buurt van Louis, en ja hoor, hij heeft nog een aardigheidje te vertellen. “Zoals je wellicht weet spreken we op shabbat het kiddush uit. Een kleine zegening over een glas wijn om de shabbat te eren, voordat de hoofdmaaltijd begint. Dat is iets dat hier best nogal wat jongeren en studenten aantrekt.” Zijn ogen beginnen glinsteren. “Deze synagoge noemt men ook wel JFK. Waarschijnlijk denk je daarbij aan John F. Kennedy. In dit geval staat de letter voor Just For Kiddush. Die jongeren hebben weinig trek in een lange zit met al die gebeden, maar in een kiddush maaltijd des te meer.”
Dit is dan echt de laatste toegift van Louis. Hij wenst iedereen nog een shabbat shalom en beent weg richting Jaffa Street. Ook wij laten de Achdut Yisrael Synagoge definitief achter ons. Op weg naar ons hotel zien we Louis nog in de verte lopen. Waarschijnlijk om toch nog een dutje te doen, of dat wat er nog van over is. Een dutje dat wij hem maar al te graag hebben ontnomen. In ieder geval heeft hij ons extra aanleiding gegeven om verder te kijken dan alleen de Nachlaot. In de volgende blog gaan we naar de gevangenis in een zeer Russische omgeving en eindigen we oog in oog met de strop.
Hoe het verleden in het heden levend te houden, telkens spreekt het zeer diepe gevoel over de helden van toen. De Feinstreinbijbel is daarbij een mooie wetenswaardigheid, even als de foto van Louis die na dit verhaal vol eerbied aan die tijd, de ruimte uit lijkt te lopen.
Ja, Louis wist alles met zo beleving en bezieling te vertellen, alsof hij er zelf getuige van was geweest.
Wat mooi om jullie blog te mogen lezen en bijbehorende foto’s te zien. Wat een heftige periode was dat in de jaren ‘40.
En dan voedselvergiftiging op jullie reis. Dat is echt verschrikkelijk.
Kijk uit naar jullie volgende blog over
Dank je wel! Ja, die voedselvergiftiging was op zich onvergetelijk, maar dan op een weinige prettige manier. De volgende blog dus over de centrale gevangenis.