Van de Achdut Yisrael Synagogue naar de centrale gevangenis in Jeruzalem, gelegen in de ondoordringbare Russian Compound. Een plek waar je tijdens het Britse Mandaat midden jaren ’40 niet zomaar terecht kwam. En als je daar dan binnen kwam was het nog maar de vraag of je daar ooit levend uit zou komen. Een blog over twee jonge mannen en hun weg naar de gevangenis èn mythische onsterfelijkheid.

Het is 30 oktober 1946. Het is een dag als ogenschijnlijk elke andere dag in Jeruzalem. Mensen doen zo onbekommerd mogelijk hun dagelijkse zaken, ondanks de continue spanningen en de dreiging van grof geweld. De vraag is niet óf het geweld weer komt, maar wanneer. Het antwoord daarop blijkt al een tijdje in de maak. Voor acht zeer jonge strijders van de Irgun is dit moment zorgvuldig gepland. Hun doel is het opblazen van het treinstation in Jeruzalem, The First Station. De plek is van cruciaal belang voor de aanvoer van militair materieel voor de Britten. Alles is tot in de puntjes uitgedokterd, om later deze dag in het station drie koffers tot ontploffing te brengen.
Alles loopt voorspoedig. Laat ik het zo zeggen: alles lijkt voorspoedig te verlopen. Er is echter wel iets bijzonders aan de hand: de centrale figuur is die cruciale dag afwezig. Onaangekondigd. De man die bij alle voorbereidingen was betrokken. Enige onrust maakt zich meester van de groep. Is hij opgepakt? Is hij in gevaar? Al snel blijkt dat niets daarop duidt. Jammer maar helaas, dan maar met een man minder op pad.

Met de zoekgeraakte centrale figuur blijkt niets aan de hand. Hij is volkomen veilig, in Britse handen. De man is al die tijd een informant van de Britten. Deze zijn volkomen op de hoogte van de plannen. Tot in de kleinste details. Nog voordat de groep bij het station arriveert liggen de Britten al rustig te wachten op wat komen gaat. Irgun heeft zijn verkenners vooruit gestuurd en zij concluderen tot geruststelling van allen dat de kust veilig is: Geen Brit te zien.
De eerste strijders arriveren in gestolen taxi’s voor het gebouw en lopen quasi nonchalant de stationshal binnen. De hoofdrolspelers zijn een man en een vrouw, die zich voordoen als een hyper gelukkig, pas getrouwd stel. De vrouw is in vrolijk rood gekleed. Niet bepaald een passend outfit voor een lid van de ondergrondse in actie. Samen met een paar Irgun-hulpjes zeult ze de koffers vol met weinig romantische explosieven naar de vertrekhal.

Bij de balie volgt een actie die waarbij ze het noodlot lijkt uit te dagen. Geheel in lijn met het gedachtegoed van Irgun-leider Menachem Begin moet er alles aan gedaan worden om onschuldige slachtoffers te voorkomen. Daarom plakt de vrouw een sticker op de koffer met de tekst: “Caution—Mines”. Een voor de strijders een gevaarlijke actie van medemenselijkheid.
Het opvallende gedoe rond de koffer trekt de aandacht van twee Arabische bewakers. Van een afstandje observeren ze het gezelschap. Dan zien ze de tekst op de sticker. Voor hen is het duidelijk dat direct ingrijpen noodzakelijk is. Een bewaker stort zich op de vrouw om haar in de boeien te slaan. Er ontstaat een vechtpartij en een van de Irgun strijders lost in de kakofonie een waarschuwingsschot. De knal zorgt voor extra paniek binnen de groep. De chaos is compleet. De vrouw weet zich mede daardoor te ontdoen van de bewaker.

De groep beseft dat ze de aanslag niet kunnen afronden. Door de op hol geslagen menigte rennen ze naar de uitgang, richting de wachtende taxi’s. Het ergste gevaar is voorbij, denken ze. Die wensgedachte is van ultra korte duur. Links en rechts duiken volledig geïnformeerde en zwaar bewapende Britten op en ‘verwelkomen’ hen met een hels geweervuur. Wonder boven wonder weten de Irgun-strijders in de auto’s in te springen. Met ware doodsverachting gaan ze er vandoor.
De bestuurder van de auto scheurt slingerend en al door de straten van Jeruzalem. “Ik rij met één hand”, roept hij koeltjes naar zijn passagiers. Het klinkt komisch om zoiets te zeggen in een dergelijke setting. Dan moet je wel een koele kikker zijn! Dan kijken ze wat beter naar zijn hand. Deze is door kogelregel bijna volkomen weggeslagen. Het bloed stroomt als een kolkende rivier uit de resten van wat ooit zijn hand was. Ondanks zijn verwondingen weet hij de auto op de weg te houden, met in zijn achteruitkijkspiegel de contouren van de oprukkende Britse achtervolgers.

Toch weet de bestuurder zijn bestemming te bereiken: de wijk Yemin Moshe, gelegen naast Mishkenot Sha’ananim, de eerste wijk van Sir Moses Montefiore voor armlastige bewoners uit de Oude Stad. Anno 2023 is Yemin Moshe een posh, trendy and peperdure wijk waar de welgestelden leuke optrekjes hebben met zicht op de stadsmuren. In 1946 is het een troosteloze sloppenwijk. Samen met de vrouwelijke medestrijder bereikt de gewonde chauffeur het huis van een Irgun-vriendelijke bewoner. Uitgeput valt hij tegen de vloer. De medische getrainde vrouw checkt zijn verwondingen. De aanblik van zijn hand vergt een sterke maag. Ze doet haar best te helpen, maar er is geen redden meer aan. Bovendien is het ook niet een entourage om in alle rust medische handelingen te verrichten.
Het zal alleen erger worden: Een jongetje komt binnen rennen om te vertellen dat de Britten Yemin Moshe zijn binnengetrokken. Nog voordat de knul opgewonden zijn zin kan afmaken vliegt de voordeur open. Het zijn de zwaar bewapende Britten. Het blijkt weinig moeite te hebben gekost om deze geheime plek en de zwaar gewonde strijder te vinden. Ze hoefden slechts het dikke bloedspoor te volgen vanaf de auto naar dit onderkomen.

De Britten stormen het huis binnen en arresteren de strijder direct. Ze nemen hem mee naar een cellencomplex. Dat hij zwaar gewond is boeit hen niet. Na een smeekbede belandt hij uiteindelijk toch in het ziekenhuis. De arts die hem behandelt heeft snel zijn duidelijke conclusie klaar: de linkerhand moet geamputeerd worden ten einde bloedvergiftiging te voorkomen. Hij brengt de boodschap heel behoedzaam. Het slachtoffer is minder terughouden in zijn antwoord: “Snij de hand eraf!” De rappe amputatie zorgt ervoor dat hij zijn verwondingen overleeft.
Ondertussen in The First Station zijn de gespecialiseerde Britse bomexperts bezig om de koffers vol explosieven te ontmantelen. Dat dit een gevaarlijk klusje is blijkt al snel. De explosieven gaan af en de Brit overlijdt ter plekke. De kracht van de explosie is dusdanig dat The First Station grotendeels instort. Via een bloedige omweg is de Irgun-aanslag dus alsnog geslaagd te noemen. Een schrale troost, wetende wat er daarna allemaal is gebeurd.

Na de geslaagde hand amputatie is de ellende nog niet voorbij. Nog lang niet. Een militaire rechtbank buigt zich op 26 maart 1947 over zijn zaak met als doel een in hun ogen passend vonnis uit te spreken. De strijder krijgt de gelegenheid zijn verhaal te doen. Hij weigert dat. Pertinent. Het enige wat hij wil laten blijken is minachting.
Hij weigert koppig iedere vorm van verdediging. Vrienden en familie proberen op hem in te praten. Er zijn namelijk de nodige verzachtende omstandigheden te melden die tot een milde straf zou kunnen leiden. Misschien zelfs vrijspraak. Hij wil echter hier niets van weten en verschijnt zonder advocaat voor de rechters. De vraag van de rechtsprekers welk pleidooi de jongeman wil voeren wordt door hem gepareerd met een onbuigzame, onbevreesde rechtlijnigheid: “Ik erken de wettigheid van dit proces niet, en zal daarom niet deelnemen.” Hij pakt vervolgens een boek en gaat demonstratief op zijn gemakje zitten lezen. Het is een boek van de aartsvader van de Irgun, Ze’ev Jabotinsky. De inspirator, later opgevolgd door Menachem Begin. Het is zijn manier om de Britse rechters tot op het bot te vernederen. Mensen negeren die zichzelf enorm belangrijk achten is een beproefde methode en geeft een gevoel van voldoening.
Op 3 april 1947 volgt de uitspraak van de militaire rechtbank. Na een 45 minuten durende consultatie volgt de de weinig verrassende uitspraak: dood door ophanging. Direct voert een politieman hem af en tijdens het verlaten van de rechtbank zingt hij luidkeels het Hatikva, het latere volkslied van Israel.

Nog net zo strijdbaar als altijd wordt hij met opgeheven hoofd afgevoerd naar zijn finale bestemming: de Jerusalem Central Prison in de Russian Compound. Daar zal hij opgehangen worden.
Zijn naam: Meir Feinstein.
*************
Het is 9 maart 1947 in een troosteloos Jeruzalem. Voor de verandering hebben de Britten weer een uitgaansverbod afgekondigd. Slechts weinigen wagen zich op straat en al helemaal niet zonder een permit. Eén zo’n waaghals is een jong lid van de Lehi, de radicalere versie van de Irgun. Tot dat moment is de jongeling vooral actief in het plakken van Lehi posters. Anno nu klinkt dat lief en onschuldig, maar voor de Britten zijn dat acties om keihard de kop in te drukken. Het schrikt de Lehi-strijder niet af. Hij legt mijnen en neemt deel aan aanvallen op Britse doelen, zoals op het Malcha-treinstation in een Arabische buitenwijk van Jeruzalem.
Nu is hij op pad voor zijn belangrijkste opdracht tot nu toe. Zo is hem verteld. Het lukt hem om aan de Britse lange arm te ontkomen en arriveert probleemloos bij de Lehi-commandant. Deze vertelt hem dat hij Brigadier A.P. Davies moet vermoorden. Hij is de commandant van de Ninth Division en verantwoordelijk voor de militaire controle over Jeruzalem. Kortom, een vette kluif om te grazen te nemen. Zoals gebruikelijk bij dit soort hypergevoelige operaties is een perfecte voorbereiding essentieel. Echter, van zo’n ‘perfecte voorbereiding’ is hier geen sprake. Helemaal níets lijkt te zijn voorbereid. Alsof ze ter plekke even verzinnen wat voor woeste dingen ze vandaag zullen gaan doen.

De jongeman krijgt slechts te horen om wie het gaat en in welke auto Davies wordt rondgereden. Veel dieper gaat de briefing niet, voor zover dat woord hier nog toepasselijk is. Hij krijgt een granaat toegestopt en vervolgens op pad gestuurd. Succes ermee! Niet veel later loopt hij wat onnozel rond in de wijk waar het moet gebeuren: Mekor Baruch. De wijk tegenover de Mahane Yehuda markt en is in ’47 nog een baken van relatieve vrijzinnigheid, maar anno 2023 vooral een wijk van strenge, onverdraagzame ultraorthodoxe bewoners.
Hem is verteld op welke auto hij moet letten om vervolgens de handgranaat richting de auto van de brigadier te gooien. Het is een kwestie van rustig wachten, en dan genadeloos toeslaan. Zover komt het echter niet. Na een tijdje staat hij plotseling oog in oog met een Britse patrouille. Tja, en daar sta je dan: in een verlaten straat van Mekor Baruch, op een tijdstip dat je daar sowieso niet mag zijn, met handgranaat in je zak. Deze vinden de Britten zonder al teveel moeite. Ze vragen naar het hoe en waarom van zijn verboden verblijf op straat met een granaat in zijn binnenzak. Even probeert hij zich eruit te kletsen: ‘de granaat heb ik voor een prikkie gekocht en ik heb me verkeken in de tijd.’ Hij ontkent weinig overtuigend dat hij lid is van de Lehi, maar trekt die ontkenning snel in, vooral als hij zelf merkt dat zijn smoesjes nogal zwak zijn. Ze slaan hem in de boeien en voeren hem af. De toekomst zit er voor hem vervolgens zeer somber uit. Betrapt worden met een handgranaat geldt als een misdrijf van het zwaarste soort.

Op 17 maart 1947 verschijnt hij voor een Brits Militaire rechtbank. Hij maakt direct duidelijk dat hij deze illegale poppenkast niet erkent. Tijdens het proces zwijgt hij en leest rustig in zijn Torah. Zijn uitstraling is er eentje van: ‘joh, leuter lekker verder in jullie bespottelijke kleertjes. Ik ga belangrijkere dingen tot mij nemen, dus bespaar me jullie illegale gezwets’.
Na het toelichten van de aanklacht krijgt hij de mogelijkheid nog het woord te richten tot de drie rechters. Dat doet hij, in trefzekere woorden: “In this war, I was captured by you and you have no right to put me on trial. You will not frighten us with the gallows, and you will never be able to destroy us. My people, like all the other people that are enslaved by you, will fight your Empire until it is destroyed.”
Na anderhalf uur is het proces alweer voorbij. Als een routinematig hamerstuk. Het vonnis van de rechters is kort: dood door ophanging. Nogmaals roept hij hen luidkeels toe: “You will not frighten us with the gallows!!” Direct gevolgd door het indringend zingen van het Hatikva. Heel snel voeren militairen hem weg uit de rechtszaal. Precies op dat moment komen zijn ouders binnen. Door het uitgaansverbod arriveren ze net te laat om hun jonge zoon voor de allerlaatste keer morele steun te bieden.

Britse militairen voeren hem vervolgens af naar zijn laatste bestemming: de Jerusalem Central Prison in de Russian Compound. Daar zal hij opgehangen worden.
Zijn naam: Moshe Barazani.
*************
De volgende blog speelt zich af in de Central Prison waar Feinstein en Barazani elkaar voor het eerst ontmoeten en besluiten tot een gezamenlijke heroïsche daad van blijvend iconische waarde. Een verhaal van ongekende moed, strijdbaarheid en koelbloedigheid.

Zo levendig en heftig beschreven, het raakt nog steeds!
Dank je wel. Ja het was/ is allemaal zo enorm intens en helemaal in de gevangenis zelf.