De stemming is ronduit positief in 1874. De omstandigheden zijn dusdanig dat er meer en meer plannen komen om wijken bouwen. Het woningtekort is enorm waardoor bestaande woningen vrijwel onbetaalbaar zijn geworden. In de Oude Stad zien zelfs de rabbijnen uiteindelijk in dat het geen zin heeft mensen daar nog langer ‘op te hokken’ en hen te verbieden om buiten de heilige Oude Stad te gaan wonen. Integendeel, steeds vaker worden de rabbijnen de aanjagers van het bouwen buiten de muren. Ze halen er een argument bij dat elk tegen-argument uit hun kringen overbodig maakt: ‘We moeten bouwen, zodat we straks klaar zijn als de Messias komt’. Het blijkt een drijfveer die ervoor zorgt dat alle bouwremmen los kunnen gaan.
Iets eerder in 1874 verscheen al Even Yisrael. Nu is het tijd om uit volle overtuiging Agrippas Street over te trekken. ‘Ho, ho’, zullen de Jeruzalem-kenners nu wellicht uitroepen, ‘in die tijd heet deze straat nog helemaal niet zo, maar Deir Yassin Street’. Waarop ik dan oogrollend verzucht: ‘Dat klopt, maar ik wil de lezer niet vermoeien met dit soort details’. Voor je het weet moet ik gaan uitleggen waar dat ‘Agrippas’ op slaat om dan wijsneuzerig te vertellen dat Herod Agrippa de laatste Joodse koning over Judea was. Nee, daar pas ik voor. Dus ik steek gewoon in 1874 de straat over en daar ligt een nog volkomen gebied dat lijkt uit te schreeuwen: ‘Bebouw mij!’ Om aan deze oerkreet gehoor te geven richt men de Bonei Yerushalayim op: de Bouwers van Jeruzalem. De centrale figuren binnen deze vereniging zijn twee pioniers en tevens oude bekenden uit deze blogs: Yoel Moshe Salomon en Yosef Rivlin. Hun doel is simpel: land kopen en daarna bebouwen. Een doel dat met instemming wordt ontvangen. Vrij snel telt de vereniging namelijk 130 leden, allen gericht op het bouwen op een zo’n groot mogelijke oppervlakte. Uiteraard gebruiken de leden niet dergelijke nuchtere woorden. De doelomschrijving baseren ze namelijk op de Torah: ‘Maak de plaats voor uw tent wijd, en men spanne de kleden uwer woningen uit, wees er niet karig mee, maak uw touwen lang en sla uw pinnen vast’. Kortom, er is geen plek meer voor bescheidenheid. Groot, groter, grootst zijn vanaf nu de kernwoorden.
Mishkenot Yisrael moet de eerste wijk worden die een dergelijke ambitie gaat uitstralen. De vereniging koopt een fors stuk land van een Egyptische landeigenaar, die geen idee heeft wat hij met dat enorme stuk grond aan moet. Deze is onvruchtbaar, vol met rotsen en behoorlijk heuvelachtig. Op het eerste gezicht dus weinig aantrekkelijk, maar toch kijken nogal wat groepen gulzig naar deze troosteloze omgeving. Rivlin voelt daarbij de hete adem in zijn nek van christenen, die ook in deze omgeving aan het zoeken zijn voor een locatie voor hún wijken. Met deze deal is Rivlin de christenen te snel af.
Het is vervolgens de bedoeling om 140 huizen te bouwen. Rivlin is zich al vroeg bewust van het nut van een goede marketing. Waar hij maar kan spreekt hij in op mensen om ze te overtuigen om ook mee te doen aan dit heilige avontuur, waar ze uiteindelijk een trotse Messias kunnen gaan begroeten. En mocht het niet tijdens hun leven gebeuren, dan is in ieder geval de rode loper reeds voor hem uitgelegd. Bovendien zijn de voorwaarden zeer aantrekkelijk: men kan kopen tegen simpele voorwaarden en men kan over een lange periode afbetalen. De voorwaarden zijn essentieel, omdat de mensen zelf geen geld verdienen. Torah-studie is hun enige activiteit. Uiteindelijk moeten ze zèlf het geld ophoesten, want in dit geval is er geen Brits miljonair die zijn geld erin stopt, zoals bij de allereerste wijk Mishkenot Sha’ananim.
Net als bij zijn andere wijken gaat Rivlin in het eerste huis wonen, als gever van het goede voorbeeld. Het is de bedoeling dat er elk jaar minimaal 10 huizen worden gebouwd. Ook hier treedt Rivlin op als supervisor. Al vrij snel staan er 16 woningen in Mishkenot Yisrael. Een van de eerste gebouwen is een synagoge, de allereerste in dit deel van Jeruzalem, wat later de Nachlaot zal gaan heten. Bewoners hoeven hierdoor niet meer elke dag naar de Oude Stad om te gaan bidden of studeren.
De bouwers starten vol goede moed met de bouw van de synagoge/ yeshive (religieuze leerschool voor jongens en ongetrouwde mannen). Helaas blijkt ‘goede moed’ alleen niet voldoende. In 1877 keert namelijk het tij. In dat jaar barst de Turks-Russische oorlog los. Ook al speelt deze oorlog zich op veilige afstand van Jeruzalem af, toch zijn de gevolgen goed merkbaar. We spreken immers over de tijd dat de Turkse Sultan de dienst uitmaakt in onder meer Jeruzalem. Er breekt een financiële crisis uit die ervoor zorgt dat alle bouwactiviteiten piepend en krakend tot stilstand komen.
Zo ook de bouw van de synagoge. Het had zo’n krachtig symbool van joodse activiteiten buiten de muren moeten worden. Hoe anders is het nu: een zielloos karkas van vervlogen idealen. Het is een trieste aanblik waar ook de Britse rabbijn Avraham Sussman een dikke keel van krijgt wanneer hij de wijk-in-aanbouw bezoekt. De droevige situatie raakt hem tot in het diepste van zijn rabbinale ziel. De Brit blijkt een oplossingsgericht karakter te hebben. In tegenstelling tot geestelijk vader Yosef Rivlin kent Sussman geen geldproblemen. Hij laat zijn hart ruimhartig spreken via zijn vermogen. Hij verblijdt de bouwers met een riante gift. Hierdoor kan de bouw van de synagoge tóch verder gaan. De blijdschap in deze sombere tijden van 1877 is enorm. Een hoopvol lichtpuntje in een verder duistere setting. De naam van de synagoge verandert men direct in de Beit Avraham Synagoge.
Anno nu, in tijden die weinig vrolijker zijn dan toen, is de dankbaarheid richting Avraham Sussman nog steeds zichtbaar. Een plaquette in de synagoge/ yeshive eert de Britse rabbijn uitgebreid. Dit is toevallig de plek waar we kind aan huis zijn sinds we jaren geleden de Nachlaot indoken en waar we met de neus omhoog in de wind inmiddels de eretitel dragen van “Vrienden van de Yeshive”.
Hoewel de afgelopen jaren wel het een en ander is veranderd aan het gebouw, is de basis nog net zoals in 1877. De plaquette was dan ook een van de eerste dingen die ‘onze’ rabbijn Mordechai met trots toonde. Ja, beste mensen, Jeruzalem weet zijn helden te eren. Het klopt inderdaad dat ik dit vaker heb geroepen in de blogs, en ik kan u opnieuw verzekeren dat dit niet de laatste keer zal zijn. Zonder Avraham Sussman was de synagoge waarschijnlijk nooit afgebouwd. Bovendien laat Sussman in die tijd direct aantekenen dat het gebouw alleen gebruikt mag worden voor de studie van Talmud. Op deze manier voorkomt hij dat het gebouw straks gaat worden voor hele andere, meer wereldse zaken.
De geest van Talmud is daarom alom aanwezig in het gebouw. Tòch even wat duiding: De Talmud bevat de commentaren van prominente rabbijnen op de heilige teksten. Die commentaren gaan terug naar de derde en achtste eeuw. Ze vormen in het heden een onuitputtelijke bron van discussie. Dat merken we goed als we de yeshive binnenstappen. Links en rechts zitten jonge studenten gebogen over de boeken of zitten met stapels teksten om hen heen te discussiëren. Anderen halen even koffie of roken buiten een sigaretje. De ene hangt onderuit gezakt te lezen met de lessenaar die tegen zijn buik aan en de ander zit ontspannen te lezen en kijkt ondertussen om zich heen wat er allemaal om hem heen gebeurt. Als hij ons ziet binnen komen zwaait hij vriendelijk. En met ‘ons’ bedoel ik dat inclusief Anat. Waar in menig gebedshuis ongemakkelijk of afwijzend wordt gereageerd op de aanwezigheid van vrouwen, is het hier geen enkel punt dat Anat binnen ook rondloopt.
Terwijl Anat gezellig kletst met studenten en rabbijnen en ik me tegoed doe aan de uitgestalde vruchten, zoutjes en zoetigheden, hoor ik opeens Nederlands achter me: “Goedemorgen. U komt uit Nederland heb ik vernomen?” Een redelijk acuut gevoel van verwarring maakt zich van mij meester. Normaliter hoor ik hier alleen Hebreeuws, Yiddish of losse Engelse woorden (‘No pictures!’). Ik kijk achterom en ik zie een vriendelijke man. Ik kan beter zeggen dat ik omhoog kijk, want hij heeft een fors postuur. Hij verontschuldigt zich dat zijn Nederlands niet echt up to date is, omdat hij al zo lang in Israel woont. “Dan is het des te opmerkelijker dus u nog steeds zo goed Nederlands spreekt”, merk ik op.
Zijn ogen staan ernstiger als hij vertelt: “Begin jaren 50 kwamen mijn ouders naar Israel. Thuis, voor de oorlog, spraken ze altijd Duits en Nederlands. Na de Holocaust wisten mijn ouders één ding zeker: Bij ons thuis zal er nooit meer Duits worden gesproken. Geen woord! Ik ben dus hier in Israel in mijn jongste jaren in het Nederlands opgevoed. Later kwamen daar natuurlijk Hebreeuws en Yiddish voor in de plaats, maar de kennis van het Nederlands is altijd gebleven.” Naar Nederland is hij nooit meer teruggegaan.
Zijn ogen beginnen opnieuw te glunderen als ik hem vertel dat we bezig zijn met een boek over het ontstaan van de Nachlaot en de bouw van Mishkenot Yisrael. Hij begint te lachen: “Dit is geloof ik voor het eerst dat ik iemand die niet van hier is de naam van deze wijk hoor uitspreken. Ondanks het feit dat de wijk niet al te groot is, zit het wel vol historie”. Ook hij vertelt over de redding van Avraham Sussman en de moeizame start.
‘Moeizaam’ is wellicht een understatement. Zeker afgezet tegen dat ambitieuze begin. Er zouden immers 140 huizen gaan komen. De yeshive mag dan wel netjes worden afgebouwd, maar voor de verdere bouw van Mishkenot Yisrael ligt dat anders. De oorlog tussen de Russen en Turken blijkt namelijk nogal wat extra effecten op te leveren. Negatief uiteraard, zoals dat bij elke oorlog gaat. De crisis houdt namelijk ook stevig huis in Europa, waarvandaan nog maar amper steungelden richting Jeruzalem komen.
Deze gelden zijn in die jaren essentieel voor de joden om in hun eerste levensbehoeften te kunnen voorzien. Zoals eerder gezegd werken ze niet of nauwelijks voor hun geld, maar doen ze waar ze zich toe geroepen voelen: Torah studie. Dag in, dag uit. Een leven lang. En juist dát roept steeds meer irritatie op in Europa. De Europese geldschieters beginnen meer en meer te mopperen, zeker nu tijdens de crisis: ‘Waarom moeten wij, Europeanen, keihard werken voor onze centen om onze geloofsgenoten te ondersteunen die nog nooit gewerkt hebben en alleen maar met hun neus in de boeken zitten?’ De vraag is of die steun in tijden van crisis nog wel aanvaardbaar is.
Daarom sturen de Britten een onderzoeksteam naar Jeruzalem om te kijken of die steungelden geschrapt kunnen worden en of er animo is om te gaan werken. De delegatie praat onder meer met Rivlin. Deze verkeert totaal niet in een crisisstemming en vol trots zeult hij de sceptische Britten mee naar zijn fonkelnieuwe Mishkenot Yisrael en de wijde omgeving. Een omgeving die volgens hem enorme kansen biedt. Hij steekt zijn trots bepaald niet onder stoelen of banken. Maar al te graag wil hij de bezoekers uit Europa aantonen wat de mogelijkheden in dit gebied voor ongebreidelde woningbouw zijn: ‘Als de crisis voorbij is, dan is dit de perfecte plek om het alsmaar voortdurende woningtekort aan te pakken! Die activiteit zorgt vanzelf voor werk. Bovendien kunnen we Jeruzalem gereed maken voor het moment waarop de Messias komt!’ Een en ander fleurt hij op met bloemrijke citaten uit de Torah.
Terwijl Rivlin in totale extase zijn hoopvolle verhaal afsteekt, dringt het niet tot hem door dat de Britten hem maar een rare snuiter vinden. De Britten kijken hem aan zoals Britten met macht dat altijd doen: geringschattend en neerbuigend: ‘Die magere, wereldvreemde rabbijn kan lekker naïef praten, maar wij Britten, wij mannen van de echte wereld, weten maar al te goed dat het onzinnig is te denken dat dit gebied ooit succesvol bebouwd kan worden. Laat staan dat het economisch iets kan gaan worden zolang Torah studie voorrang heeft.’ Vol sarcasme en meewarig hoofdschuddend verlaten de Britten Jeruzalem. Ze weten genoeg: De financiële bijstand vanuit Europa voor de joden in Jeruzalem dient langzaam op te drogen. Een rampzalig vooruitzicht voor de joodse bewoners van Jeruzalem. De stemming is ronduit negatief.
En zo eindigt weer een blog in mineur. Niet dat de volgende direct een hoge feel-good factor krijgt, maar uiteindelijk breken er ook voor Mishkenot Yisrael betere tijden aan. Zèlfs voor Mishkenot Yisrael….
Ik lees weer hongerig naar meer en wat zie ik, komt er straks ook een boek? Geweldig, veel dank voor dit stukje geschiedenis dat zo levensecht wordt neergezet alsof ik erbij ben.
Klopt inderdaad. Een soort tijdreis te voet aan de hand van bepalende figuren en gebeurtenissen. En mensen praten zo graag daar ;-)
heel mooie blog, zoals altijd zie je het voor je. veel (mij) onbekende zaken, zoals de Turks-Russische oorlog. De komst van de Messias blijft altijd een goed vooruitzicht, blijkt maar weer!
Dank je wel. Blijkt maar weer hoe ver de effecten reiken van gedoe ver weg. En de Messias blijft een mooi lokkertje ;-)