Nu was mijn eindbelofte in de vorige blog dat het beter zou gaan met Mishkenot Yisrael. De effecten van de Turks-Russische oorlog zou men te boven weten te komen. Uiteindelijk, want ook hier geldt het bekende Duitse gezegde: ‘reculer pour mieux sauter’. De situatie moet eerst nog verder achteruit gaan om daarna succesvol verder te kunnen. Er breekt namelijk eerst nog een periode van droogte aan. Naast het watertekort voor dagelijks gebruik, is de droogte ook funest voor het aanmaken van cement: een niet onbelangrijk bestanddeel om huizen te kunnen bouwen. Een gevolg van dit alles is dat de bouw voor een aantal jaren stil valt. Volledig stil. In plaats van de 140 woningen stokt de teller bij een schamele 44 gebouwde woningen. Een groot stuk grond blijft hierdoor braak liggen, als visuele herinnering aan grootse plannen.
Op Rivlin, de man wiens leven een aaneenschakeling is van tegenslagen, heeft een en ander geen enkele invloed. Zijn geloof in zijn missie blijft rotsvast en elke tegenslag is een prikkel om daar een voordeel in te zien. Rivlin ziet juist nu mogelijkheden om de joden wat meer zelfvoorzienend te maken. ‘Waarom deze loze ruimte voor zo lang het duurt niet benutten om bijvoorbeeld tarwe te gaan verbouwen?’ Het lijkt erop dat woorden van de belerende Britten die niets zagen in zijn missie, tóch enig effect hebben op de immer ietwat koppige Rivlin. Op zijn kenmerkend enthousiasmerende wijze weet hij jongeren en ouderen te prikkelen om op de been te komen en het onherbergzame land te gaan bewerken.
Naast hakwerk met de hand, heeft Rivlin ook de beschikking over een kar met onafhankelijk draaiende wielen. Alleen een krachtige knol kan dit behoorlijke gevaarte trekken. De kar zorgt ervoor dat de ergste oneffenheden zoals rotsen en kuilen worden platgewalst. Stukje bij beetje ontstaan er karresporen en paden. De aanblik van al die noeste arbeiders ontroert Rivlin: de tranen rollen over zijn wangen. Bijkomend voordeel van deze karren is dat ze ook zeer goed inzetbaar zijn om èchte wegen te plaveien (zoals Agrippas Street). Het duurt dan ook niet lang voordat andere delen van Jeruzalem lucht krijgen van deze mogelijkheid. Het buurtcomité van Mishkenot Yisrael besluit om de wielen en paarden gratis uit te lenen aan de gemeente, zodat de gemeente de infrastructuur verder kan aanpakken.
Jong en oud kunnen nog een paar jaar los met hun werkpaarden en pikhouwelen om hun tarwe-oogst en straten te verbeteren. Pas na 1883 zal ook deze landbouwgrond van Mishkenot Yisrael langzaam verdwijnen en met beton bebouwd gaan worden, voor dankzij een steunfonds uit, oh ironie, Engeland.
Maar goed, in die jaren ligt de bouw dus plat. Alles is in afwachting van betere tijden. Er is één locatie waar de situatie steeds nijpender wordt: De yeshive, vernoemd naar Avraham Sussman uit Londen. De plek rond de waterput, de wijk oven en het ritueel bad is in korte tijd verworden tot de centrale plaats waar mensen bijeen komen voor vertier: samen zingen, verhalen vertellen. De yeshive zelf krijgt te maken met een geheel eigen probleem van religieus, logistieke aard. Overal ligt de bouw dan wel stil, maar meer en meer mensen willen gaan bidden in Mishkenot Yisrael. Een extra synagoge zit er voorlopig niet in. Ze bedenken een praktische oplossing: de gebeden gaan plaatsvinden in shifts. De leiding stelt een strak tijdschema op waardoor twee groepen kunnen gaan bidden in de ochtend, middag, enzovoort. Probleem opgelost, zou u mogelijk kunnen denken, maar helaas blijkt ook hier dat problemen zich niet rap laten oplossen in Jeruzalem.
Al snel blijkt namelijk dat de eerste groep nogal traag is met bidden. Zeg maar gerust tergend traag. Het gevolg is dat de popelende leden van rappere Groep Twee amper de tijd krijgen om rustig hun gebeden te doen. Men spoort Groep Eén aan om toch vooral een beetje vaart te maken. Dat lukt niet. Niet uit onwil, maar intellectueel gezien schieten ze simpelweg tekort om binnen de gestelde tijd hun gebeden af te ronden. De file van Groep Twee groeit alsmaar door, waarna Groep Een weer te laat moet beginnen voor het middaggebed, waardoor Groep Twee nóg later aan de beurt is. U snapt het waarschijnlijk al, we hebben hier te maken met een mega probleem van logistieke aard. Als de bouw later weer een beetje begint aan te trekken in Jeruzalem, besluit men uiteindelijk in 1895 een verdieping te bouwen bovenop de bestaande yeshive. Hierdoor kunnen de trage en snelle jongens in hun eigen tempo bidden. Probleem opgelost, alsnog.
Deze uitbreiding betekent niet dat de bouw van Mishkenot Yisrael hiermee een nieuwe impuls krijgt, wat meer in lijn met alle stoere ambities uit de begintijd. Vlotten wil het echter allemaal niet. Het is niet zo dat de huizen in die jaren onaantrekkelijk zijn voor de bewoners. In ’t geheel niet. De huizen zijn ruim en alle ramen en deuren komen uit op de binnenplaats. De achterkant is raamloos en daardoor perfect beschermd tegen ongenode gasten. De inmiddels hertrouwde Yosef Rivlin weet immers maar al te goed hoe gevaarlijk deze omgeving nog kan zijn, nadat zijn eerste echtgenote was overleden na een gevecht met een indringer in Nahalat Shiva.
Nee, de bouwfut is er simpelweg uit, ook als overal de bouw weer aantrekt nadat de naweeën van de Russisch-Turkse Oorlog, die in 1878 eindigt, zijn weggeëbd. De conclusie is dat er al met al bar weinig terecht is gekomen van de plannen voor Mishkenot Yisrael. Terwijl in de decennia die volgen links en rechts wijken wel degelijk succesvol worden gebouwd, blijft het aanmodderen met Mishkenot Yisrael. Het duurt dan ook niet lang dat het verval inzet: De wijk troosteloos, alsof de natuurelementen beseffen dat ze hier vrij spel hebben. Het verwordt tot een plek waar je liever niet komt, laat staan waar je wil wonen. De eens zo ruime huizen voldoen dan allang niet meer aan de modernere eisen, zoals een eigen badkamer. Die kent zo’n woning in zijn huidige staat niet. Daarvoor moet men naar een van de bijgebouwen aan de binnenplaats. Daar sta je dan klappertandend in de koude Jeruzalemse winter op je beurt te wachten om jezelf even te kunnen schrobben.
De wijk wordt vervolgens meer en meer de plek voor mensen die geen shekel te makken hebben. De huizen kosten vrijwel niets. Dat is mede de reden waarom Rabbijn Aryeh Levin hier komt wonen. Hij is straatarm en moet bovendien zijn tijdelijke onderkomen in de Oude Stad verlaten. Een klein huisje in Mishkenot Yisrael is het enige wat men hem kan bieden. Zoals u weet is Aryeh Levin een bescheiden man en zijn huisje, waar hij tot aan zijn dood blijft wonen, voldoet volledig aan zijn beperkte eisen. Nooit zal hij klagen over zijn woning, vol met kinderen, bezoekers en studieboeken. Aryeh Levin ervaart de wijk op zijn geheel eigen wijze: Het is vooral het spiritueel zuivere karakter wat hem aantrekt. Hier voelt hij zich op zijn plek en op zijn gemak, ondanks de bittere armoede om hem heen. Zijn eigen armoede is totaal niet relevant.
In 1948 komt er weer een probleem bij: de Onafhankelijkheidsoorlog. Daags na het vertrek van de Britten en het uitroepen van de Staat Israel, vallen Egypte, Syrië, Libanon, Jordanië en Irak het jonge Israel aan. De vijf Arabische landen geven hiermee direct aan hoe ze denken over een Joodse staat in hun midden. Tijdens de bloedige strijd neemt het Jordaanse leger het westen van Jeruzalem regelmatig onder vuur, waarbij ook Mishkenot Yisrael de macabere dans niet ontspringt. De wijk krijgt diverse voltreffers te verduren. Leden van de voormalige verzetsbeweging Lehi maken zich daarom grote zorgen over Aryeh Levin. Ook zijn huis raakt beschadigd en daarom doen ze een dringende oproep aan de breekbare rabbijn. Hij moet zo snel mogelijk hier weg, dieper Jeruzalem in, richting veiligheid. Levin hoort de Lehi-argumenten geduldig aan, maar deze zijn niet besteed aan de tzaddik van Jeruzalem: “Waarom zou ik weggaan? Ik blijf hier. Ik hoor hier. Het is oneerlijk naar al die mensen hier om me heen. Zij kunnen letterlijk geen kant op. Ik laat ze niet in de steek. Ook nu niet!” De Lehi-mannen beseffen direct hoe laat het is, wetende dat het nog nooit iemand is gelukt Aryeh Levin op andere gedachten te brengen.
Veel navolging krijgt deze symbolische daad van Aryeh Levin niet. Vele bewoners rondom hem die het maar enigszins kunnen betalen vetrekken naar veiliger oorden. Deze toch al behoorlijke arme gezinnen worden vervangen door nóg armere bewoners, die de woningen betrekken tegen extreem lage huren. Hierdoor weet men leegstand te voorkomen, maar het verval zet daarna versneld door, want het laatste waar deze arme sloebers, meestal joodse immigranten uit Jemen, aan denken is om geld te besteden aan onderhoud. De Jemenieten krijgen 13 woningen toebedeeld, bedoeld als tijdelijk onderkomen. Indien de vraag weer aantrekt zijn ze de eersten die zullen moeten vertrekken. Voor nu dienen deze woningen voor hen om te wennen aan de nieuwe omgeving en om zich aan te passen aan de gebruiken in Israel, die lichtelijk anders zijn dan in Jemen. De periode van gewenning duurt maximaal twee jaar. Na die tijd vervangen nieuw gearriveerde Jemenitische gezinnen op hun beurt hen weer. Dit alles gebeurt op basis van een loterij, een aanpak die eerder is succesvol is ingezet. In die loterij wordt één van de 13 woningen aangewezen als synagoge en deze krijgt daarom de naam Synagogue Hagoral (Synagoge van het Lot).
De synagoge wordt in 1874 gesticht en eervol vernoemd naar Shalom Shabazi, een Joods rabbijn en dichter die leefde in het Jemen van de 17e eeuw. Zowel onder de moslims als Joden in Jemen geniet hij een enorm aanzien. Ook lang na zijn dood leeft Shabazi in de Jemenitische harten voort. Ruim een eeuw na de stichting van de synagoge blijkt deze Jemeniet nog lang niet vergeten. Zijn gedichten vormen een blijvende bron van inspiratie voor nogal wat Israëlische artiesten. Zo scoort zangeres Ofra Haza eind jaren ’80 een hit met Shabazi’s gedicht ‘Im Nin’alu’, vrij vertaald als ‘Als de deuren gesloten zijn’. Ze verschijnt daarmee zelfs op de Nederlandse tv om het nummer te play-backen, zoals hier bij Veronica’s Countdown in 1988.
Decennia voor Ofra Haza, valt het kunstzinnige oog van schilder Marc Chagall op deze synagoge, waarvan Chagall in 1931 het interieur schildert. Het blijkt later een van zijn favoriete kunstwerken, een schilderij dat hij uiteindelijk moet verkopen wegens chronisch geldgebrek. Jarenlang heeft hij daarna nog geprobeerd het schilderij terug te kopen. Tevergeefs.
Hoe mooi is het niet om zelf dat interieur te aanschouwen en te kunnen beoordelen of Chagall een beetje kon schilderen? Na wat zwerftochten door de verlaten straten weten we de synagoge uiteindelijk te vinden. We zien zowaar een levend wezen. Een jongeman staat op de trap wat lauwe zonnestralen op te vangen op deze ijskoude dag in maart. Deze trap leidt naar de synagoge op de tweede etage. Hij is blij verrast wanneer hij hoort dat wij Nederlanders graag het gebouw van binnen willen zien om voor even in de voetsporen van Chagall te treden. Hij beent snel naar boven om toestemming te vragen aan de rabbijn. Die geeft zijn zegen. Echter, er is een niet onbelangrijk probleem: de deursleutel is kwijt. Of we een half uurtje later terug kunnen komen, want waarschijnlijk heeft iemand dat ding meegenomen. Ruim een half uur staan we weer braaf onderaan de trap van Hagoral synagoge. De jongeman is nergens te vinden. De deuren zijn gesloten. Binnen is geen activiteit te horen. Met gebogen schouders druipen we af. Het mag niet zo zijn. Dit is blijkbaar ons lot.
Komt er dan helemaal geen einde aan dit deprimerende verhaal? Uh, nee, eigenlijk niet. De trieste uittocht krijgt een vervolg na de Zesdaagse Oorlog van 1967. Tussen 1967 en begin jaren 80 is er een enorme toename van bouwactiviteiten door heel Jeruzalem. De jongeren van Mishkenot Yisrael zien dat natuurlijk ook en grijpen hun kans om eindelijk te ontsnappen aan hun troosteloze bestaan in vervallen, gedateerde huizen, waar alleen de wind het prima naar zijn zin heeft. Een logisch gevolg is dat de wijk naast nóg verder verarmd en in verval raakt, nu ook qua bevolking sterk verouderd. Een spookwijk ligt op de loer. Het lijkt een kwestie van tijd voordat de bulldozers binnenrollen om de boel plat te walsen.
Ik kan u geruststellen: dat gebeurt gelukkig niet. Eind jaren 80 komt Mishkenot Yisrael (en andere nog niet vermelde Nachlaot-wijken) in het vizier van kunstenaars, studenten, zelf-verklaarde intellectuelen en anderen die de schoonheid inzien van deze wijk, zo boordevol nauwe stegen, doodlopende straatjes, authenticiteit en verhalen. En daar hebben deze mensen best wel wat shekels voor over. Zachtjes aan keert het leven terug in Mishkenot Yisrael. In 1987 start de gemeente Jeruzalem onder leiding van de legendarische burgemeester Teddy Kollek een ‘rehabilitatie’ project. Het imago van het oude vervallen en ongepolijste Mishkenot Yisrael wordt nu als kracht neergezet. De wijk krijgt een hip en trendy imago: Dè plek waar je móet wonen om mee te kunnen tellen in het (quasi) intellectuele milieu. De cult-status en de pure magie grijpen als een goedmoedig virus om zich heen. Mensen willen hier maar al te graag zo’n rommelig stulpje bemachtigen! U ziet het, er kan veel veranderen in één alinea.
Tegenwoordig ziet de wijk er nog steeds vervallen uit. Gelukkig maar, voeg ik daar niet geheel onbevooroordeeld aan toe. Tijdens een shabbat ontmoeten we zo’n gelukkige die ooit die stap naar Mishkenot Yisrael heeft gezet. In de buurt van yeshive, nabij de brood oven zit een mevrouw buiten op haar gemakje een kopje thee te drinken en een boek te lezen. Ze is omringd door schitterende planten en bloemen, met zicht op de eerste waterput van de wijk. Zelf oogt ze een tikkeltje alternatief en artistiek. Perfect passend in deze entourage. “Oorspronkelijk kom ik uit Haifa. Ik ben niet van hier”, zegt de vrouw op een vlakke manier. We vinden het wel bijzonder dat ze dan juist hier woont, in deze religieuze omgeving. Iets wat je van Haifa lang niet altijd kan zeggen. Een geforceerde glimlach verschijnt rond haar mond: “Ach, mijn man wilde per se in Jeruzalem gaan wonen. In de Nachlaot. Ik kende de plek niet, maar hij wilde zo graag. Hij liet me het een en ander zien en het zag er wel leuk uit.” Wij kijken om ons heen. Al die planten en bloemen, kruiken en beeldjes. “Dan heeft uw man dat goed gezien. U woont hier prachtig”, stellen wij oprecht enthousiast vast.
Anat gooit er nog een bevlogen schepje bovenop: “Hoe mooi om nu in zo’n voormalige ‘buurtoven’ te wonen. Het moet vast een apart idee zijn dat hier vroeger buurtbewoners hun pannen met eten kwamen brengen om warm te houden tot aan de shabbat en dat de kinderen die pannen dan weer later kwamen ophalen. Sommigen keerden dan terug naar huis met de verkeerde pannen, ook al hadden ze vaak gekleurde lintjes eraan hangen om de pan te herkennen. Soms namen die kinderen bewust een ander stoofpotje mee omdat deze een lekkerder inhoud had dan hun eigen exemplaar.” Aan haar ogen te zien is Anat even ver weg terug in de tijd.
Dat geeft mij dat even de kans om u enige duiding te bieden. Een ex-buurtoven als woning kan nogal ongebruikelijk overkomen. Dat was in ieder geval mijn reactie toen ik voor het eerst iemand een en ander hoorde uitleggen. Het ‘buurtoven’ was de belangrijke plek in de wijk waar brood werd gebakken en de maaltijden werden warm gehouden, zodat alles warm en gaar was bij het aanbreken van shabbat. In het gebouwtje was een soort grote warmhoudplaat met daaronder een matig vuur om alles op temperatuur te houden. Dat vuur moest urenlang zijn werk doen. Een soort slow-cooking avant la lettre. Als dank kreeg de man, die alles in de gaten hield, een deel van de maaltijd. Het zal u niet verbazen, maar het verschijnsel van de ‘buurtovens’ behoort inmiddels tot het verleden. De gebouwtjes zijn keurig omgebouwd tot gewilde gezinswoningen. De boffers….
Tot zover mijn intermezzo. Anat is nog steeds in haar element. Ik bespeur een behoorlijk contrast met de dame die daar zo leuk en sfeervol tussen de bloemen en planten zit. Zij toont weinig begeestering. Dat lijkt Anat niet te deren. Het wonen in een ‘wijkoven’ roept zoveel beelden in haar op dat de gelatenheid van de bewoonster haar ontgaat. “Ik kan me dat helemaal voorstellen hoe dat toen ging hier!”, stelt Anat samenvattend vast, terwijl ze bijna verliefd naar het huis kijkt. De vrouw werpt ook een blik richting haar woning en onverschillig vraagt ze zich af: “O ja, ging dat toen allemaal zo? Dat wist ik niet joh. Het zal best wel hoor.”
Het enthousiasme is daarmee in een paar zinnen de nek omgedraaid. Schouderophalend zegt ze: “Weet je, ik vind het eigenlijk helemaal niks hier, eerlijk gezegd. Maar ja, mijn man is een paar jaar geleden overleden en probeer nu maar weer eens iets te vinden in Haifa.” Het zijn woorden die bij deze keiharde kern van Nachlaot-afficionados stevig binnen komen. “Weet je wat het vooral is,”, gaat ze verder, “het is hier zo enorm religieus. Je mag niks. Je kan niets. Op Shabbat is alles dicht. Het enige wat je hier ziet zijn mensen die naar de synagoge gaan of eruit terugkomen. Elke dag weer. En ze negeren me volkomen. Nee, hoe eerder ik hier weg ben, hoe beter. Vreselijk”. Het klinkt als iemand die in Spanje gaat wonen en klaagt dat het daar vaak zo warm is.
Er daar staan we dan. Oog in oog met een van de mooiste plekken in Mishkenot Yisrael, dat in een paar zinnen tot aan de grond toe door deze dame wordt neergesabeld. Een paar yeshive studenten loopt langs ons. Ze groeten ons uitbundig. Ze negeren de vrouw. De vrouw negeert hen. Een jaar later komen we weer langs haar huis. Het oogt verlaten en vervallen. Er staat nog een enkele plant. Dood. De resterende stenen bakken die er staan zijn gebroken. Geen teken van recent leven is nog te bekennen. De vrouw heeft het vreselijke Mishkenot Yisrael verlaten. Hopelijk heeft ze iets in Haifa gevonden.
En wat gaan wíj nu doen? We gaan op weg naar de volgende wijk die na Mishkenot Yisrael het levenslicht ziet. Een wijk die in niets lijkt op de andere Nachlaot-wijken. Eentje waar de stank van uitlaatgassen overheerst en waar nauwelijks iets van die kalmerende Nachlaot sfeer valt te bespeuren. Sterker nog, het is sowieso lastig daar iets noemenswaardig te zien. Echter, er valt wèl meer dan genoeg over te vertellen. Met name op commercieel gebied en dat levert een aantal enorme kassuccessen op die niet meer zijn weg te denken uit het huidige Jeruzalem en Israel. De naam van de wijk: Beit Ya’akov.
Weer zo levendig, de geschiedenis beleven is een echte tijdreis. De buurtoven weer een saillant detail!
Dank je Anneriek. Die buurtoven was ook voor ons onbekend, totdat we dieper en dieper de wijken in gingen en de verhalen los kwamen.