De vorige blog eindigde bij de Ohel Moshe Synagoge. U weet wellicht nog wel: de plek met de klanken van Highway to Hell, het geschenk van naamgever Moshe Montefiore en de etensgeuren uit de onderliggende buurtoven. Het verhaal van de buurtoven dat trouwens als muurschildering is te ‘lezen’ in de buurt van de synagoge die in 1982 precies 100 jaar bestaat. Kortom, genoeg reden voor een feestje. Met hoog bezoek.

Niemand minder dan de president van Israel komt langs: Yitzhak Navon. Nu kunt u misschien denken dat dit wel erg zwaar aangezet is om de president van het land uit te nodigen voor zo’n feestje en dat deze nog komt ook. In dit geval is het niet zo vreemd. Het gammele wiegje van de vijfde president stond namelijk in Ohel Moshe. Al vóór zijn presidentschap geniet Navon landelijke bekendheid als toneelschrijver. Zijn bekendste stuk is Bustan Sephardi, de ‘Sefardische (Spaanse) Boomgaard’. Een stuk dat zich afspeelt in het Ohel Moshe van zijn jeugd, met de boomgaard als centraal punt.

Als je door de wijk loopt snap je direct de titel, want de boomgaard is nog steeds de plek waar mensen bij elkaar komen. Bovendien springt die lokatie direct in het oog, omdat het zo enorm afwijkt van wat je doorgaans ziet in de Nachlaot-wijken. Auteur Navon schrijft het toneelstuk in 1969 en het wordt een mega succes in Israel. En succesvol is het nog steeds. Ik heb even voor de gein gekeken en de voorstellingen gaan onverminderd door. Navon schrijft het in zijn eigen taal: het Ladino, die bijzondere mix van Spaans en Hebreeuws, een soort van Mediterraan Jiddisch.

Behalve bij de viering van het honderdjarig bestaan van de synagoge is hij ook aanwezig bij de viering van 100 jaar Ohel Moshe als wijk. Hij is immers toch in de buurt. Daar voert hij, zoals een president dat betaamt, het woord. Op zijn geboortegrond blikt hij terug: “Wat kan ik jullie vertellen? Ik weet niet hoe, maar elke keer als in Jeruzalem ben, dan sturen mijn voeten mij hier naar toe, naar mijn wijk. Hier ben ik geboren, tegenover de waterput. De wijk was een groot gemeenschapscentrum waar niemand zich eenzaam hoefde te voelen in hun verdriet of plezier.” Ik kan me zijn ‘voet-voetkeuren’ heel goed voorstellen.

Uiteraard weet Jeruzalem zijn prominente ex-bewoner, die overleed in 2015, groots te eren. In 2018 openen in de stad de deuren van het nieuwe treinstation, dat de boeken in gaat als het diepste (80 meter) ondergrondse station ter wereld. Het schitterende bouwwerk dat een paar shekels mocht kosten draagt de naam van de man die ooit opgroeide in een klein, rijkelijk bevolkt huisje in Ohel Moshe: Jerusalem – Yitzhak Navon Railway Station.

In zijn Ohel Moshe-lofrede praat hij uitgebreid over zijn geliefde waterput. Zijn waterput is een terugkerend thema in de geschiedenis van de wijk en niet alleen voor de kleine Navon. Bij de start van de wijk hebben de stichters heel goed geluisterd naar de wijze woorden van Moshe Montefiore over het belang van schoon water. Een belang dat zich inmiddels overduidelijk heeft bewezen. Ook de bewoners van Ohel Moshe, vaak ex-ingezetenen van de Oude Stad, herinneren zich nog maar al te goed de gevaren van open waterputten met daarin ontbindende kadavers, linke insecten en noem maar op. In hun nieuwe wijk krijgen ze de kans om de hygiene direct goed aan te pakken.

Er wordt een voor die tijd ingenieus netwerk aan waterputten aangelegd. De meeste daarvan zijn inmiddels verdwenen, maar een flink aantal is nog aanwezig. Ze zijn inmiddels overdekt met een dikke laag beton. Een ‘bochel’ in straat is het enige zichtbare bewijs van hun bestaan. Ongemerkt loop je in feite óver de waterbronnen.
Ondanks dit best wel ingenieuze putten-stelsel is en blijft water een schaars goedje in die beginperiode. Het is niet zo dat je even met je emmertje langs de put loopt en daar het dingt vult, omdat een en ander tijdstechnisch mooi uitkomt. Nee, de bewoners krijgen allemaal tegoedbonnen die ze bij winkeliers moeten afhalen of bij een van de aangewezen dames in de wijk. Alleen het tonen van zo’n bonnetje geeft toegang tot de put. Dan nog is het niet zo dat je dan met je dat bonnetje direct water naar boven mag halen, wanneer je maar wil. Hiervoor zijn bepaalde uren aangewezen waarop dat kan. Stiekem toch water tappen kan niet, want na ‘kantooruren’ wordt de put afgesloten. Dankzij die vaste tijdstippen verschijnen ook andere buurtgenoten bij de waterput met hun emmertjes. Rondom de put ontvouwt zich een levendig straattheater, vol heftige discussies en vette roddelpraat.

Soms kan je elkaar daarna weer tegenkomen bij andere putten om daar de discussies vrolijk voort te zetten. De forse hoeveelheid putten geeft de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen de diverse soorten water. Zo is de ene put puur geschikt om te drinken, de andere voor het wassen kleding tot en met water om de vloer te schrobben. Zo ontstaat een er een klein rondreizend circus, dat ongemerkt tot een enorme saamhorigheid leidt.
Aan het eind van de zomerperiode gaan de putten in groot onderhoud, want ze zijn bepaald niet meer schoon te noemen. Speciale schoonmakers krijgen eens per jaar de schone (flauwe woordspeling, ik weet het) taak af te dalen in de vervuilde putten om de boel te reinigen. De binnenmuren krijgen een nieuwe pleisterlaag en ze verzamelen al het vuil. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de wormen die zich tussen al die rottende restanten prima vermaken. Echter, als dorstige wil je deze krioelende gladjanussen niet in je heldere glaasje water hebben. In de periode dat er geen water naar boven te halen valt, laat men Arabische waterdragers langskomen die het water uit een speciale zak van dierenhuid verkopen tegen een stevige vergoeding. Voor het begin van het nieuwe tapjaar moeten de putten helemaal schoon zijn. Tijdens het bewind van de Ottomanen is dit de jaarlijkse gang van zaken. Men weet niet anders of beter, en tot veel gemopper leidt het allemaal niet.

Uiteraard weten de Britten het beter wanneer zij het voor het zeggen hebben. Ze besluiten het verstrekken van water te gaan centraliseren. Eén Brit bepaalt wie hoeveel krijgt en deze machtige man mag als enige met de hand aan de kraan zitten. Zoals iedereen met gezond verstand kan bedenken, leidt dit tot enorme wachtrijen bij die ene kraan. Was het wachten bij de waterput vroeger een aangenaam sociaal gebeuren, nu is het verworden tot ergernis opwekkende bezigheid. Bovendien rammelt de watervoorziening sinds de Britten de dienst uitmaken aan alle kanten. Vaak is er helemaal geen water en ’s nachts stroomt het enthousiast, maar ongewenst uit de kraan over straat, ook in tijden van droogte. Wanneer de eerste klanten zich dan braaf melden met hun emmertjes komt er plots er druppel meer uit. Het is een van de manieren van de Britten om zich mateloos impopulair te maken.

Tweede helft jaren ’20 van de vorige eeuw is de maat vol. Na het nodige gepush verleggen de Britten de waterleidingen waardoor Ohel Moshe nu de beschikking krijgt over zijn eigen watervoorziening. Geen rijen meer, en de waterputten verworden langzaam tot relikwieën van een toen nog recent verleden. Hartstikke mooi natuurlijk die vooruitgang en dat gemak, maar met enige weemoed begint men terug te denken aan de tijden dat iedereen bij de put stond. Nu is het er leeg en is het er stil en verliezen de mensen elkaar steeds meer uit het oog. De sociale ontmoetingsplek heeft simpelweg zijn functie verloren. Een enkel toneelstuk houdt die herinnering levend.

Ach ja, herinneringen, weemoed, romantiek. Deze worden zelden vervangen door nieuwe versies. En niet alleen als men terugdenkt aan die oude, vertrouwde waterputten, maar ook op andere gebieden. Nu bijvoorbeeld gaan mensen met lichamelijke klachten naar een groot professioneel ziekenhuis. In de begintijd van Ohel Moshe beklimmen artsen van het Engelse ziekenhuis hun ezeltjes om samen met hun assistent zieken te bezoeken, en een praatje te maken. Door de jaren heen zijn de meeste huizen enorm opgeknapt en vooral uitgebreid. Heel mooi, maar kijk naar die paar onaangetaste huisjes die er nog staan uit de begintijd en zie hoe het speciale karakter meer en meer verwaterd. Door al die ongeremde lelijke, bizarre, aparte, prachtige op- en aanbouwsels is er van het oorspronkelijke idee weinig over.

In de laatste blog over Ohel Moshe is te lezen en te zien hoe het moderne Jeruzalem alsmaar verder oprukt, tot aan de poorten van de wijk. En hoe Ohel Moshe meer en meer transformeert tot een soort stevig kloppend cultureel hart van de Nachlaot, met muziek en film en waar de inwoners uit de begintijd overal worden geëerd. Voor het zover is moeten er eerst de nodige crises worden overwonnen. Wat zou de blog immers zijn zonder een stevige crisis?
Weer graven we ons dieper en dieper Jeruzalem in. Dank je wel.
Gelukkig valt er in Jeruzalem altijd voldoende op te graven :-)
Weer bijzonder interessant, ook het toneelstuk van Navon over de Sephardische boogaard. En leuk weetje dat het treinstation ook naar hem genoemd is!
Ja, ongemerkt zijn er altijd linken te vinden naar het heden (of het verleden).