De avond valt over de Nachlaot. Hier en daar brandt licht. Zo ook in het huisje van Aryeh Levin. Even komt de cliché-gedachte omhoog: ‘Zou de tzadik van Jeruzalem thuis zijn?’ Ik verdring deze wel erg makkelijke gedachte. Ik richt me liever op wat ik in de duisternis voor me zie en niet dat huisje achter me dat geen geheimen meer kent. Ik heb namelijk mijn volledige visuele aandacht nodig om de ondoorgrondelijke wegen van een enorme wingerd te volgen, die zich oneindig slingerend een weg baant langs diverse huizen. Hoe krijg ik dat gevaarte netjes op de foto, bij dit beperkte licht? Terwijl ik lekker in mijn eigen wereldje bezig ben, hoor ik iemand in het Hebreeuws wat zeggen. Dat kan alleen maar tegen mij zijn, want verder is het hier leeg en verlaten.

Even denk ik dat weer zo’n norse brombeer mij weinig subtiel wil laten blijken dat ik hier niet welkom ben. Een dag eerder verdacht een bewoner van een andere wijk mij er tenslotte van te werken voor de Iraanse geheime dienst, omdat ik zoveel aandacht voor een bouwval. Soms heeft men hier, onbedoeld, leuke humor. Maar ik heb nu even geen trek in tweemaal hetzelfde soort ‘grapje’. Laat me gewoon in alle rust rondscharrelen hier! Lichtelijk geïrriteerd draai ik me om en zie een man een steegje induiken. Hij heeft een open gezicht met een oprechte lach van oor tot oor. Duidelijk niet het type dat loopt te mopperen bij het zien van een vreemdeling.

De vriendelijke man loopt rond met een rijkelijk gevulde kinderloze kinderwagen. Het ding puilt uit met vlees, groente en fruit, zojuist opgepikt op de markt Mahane Yehuda, nog geen vijf minuten lopen van hier. Al met al een vertrouwde aanblik, want hier zijn het vooral de mannen die de boodschappen doen. Dan zie ik in de duisternis iets bewegen boven zijn linkerschouder. Het blijkt zijn zoontje te zijn dat langzaam ontwaakt. De stem van zijn vader heeft hem doen ontwaken. Het ventje van een maand of 8 heeft dezelfde open blik als zijn vader en hij begint tegen mij spontaan te brabbelen. Vader en zoon begrijp ik niet.
Ik vraag de vader of hij kan herhalen in het Engels wat hij zei. Doorgaans eindigt hiermee meteen het gesprek, omdat men hier alleen Hebreeuws of Yiddish praat. Nu niet. Met een solide Amerikaanse tongval zegt hij dat de wingerd die ik tracht te fotograferen veel historie met zich mee draagt. “In feite vertelt die wingerd het verhaal van deze wijk. Een bewoner even verderop kan je er meer over vertellen. Even zien of hij thuis is”. Kijk, dat zijn de betere, want onverwachte ontmoetingen! We lopen de Aryeh Levin Straat in en we volgen min of meer de takken van de druivenwingerd. Het vooruitzicht van een boeiend wingerd-gesprek is van korte duur. “Ah dat is jammer, hij is niet thuis.”

Dat is zeker jammer, maar gezien de beperkte verlichting in de woning niet echt een verrassing. Veel bewoners lijken sowieso niet thuis deze avond. Ik vraag hem of hij hier woont, in de wijk Batei Goral. De naam van de wijk noem ik doelbewust, om over te komen als iemand die weet waar hij is. Welke vreemdeling immers zegt de naam Batei Goral iets? Het werkt. Zijn ogen stralen verbazing en verrassing uit. “Wow, je kent het hier? Eigenlijk alleen de bewoners hier kennen die naam! En vaak geen eens allemaal.” Ik vertel hem over het boek over de Nachlaot waar we mee bezig zijn, wat ooit een keer moet gaan verschijnen. Ik laat hem wat foto’s zien die ik eerder in het donker heb gemaakt. Ongeveer tegelijkertijd zeggen we: “Isn’t it a magical place.” We zijn het volledig met elkaar eens.
Ik vraag hem of hier mensen wonen die de historie van hun wijk goed kennen. “Ik weet wel het een en ander, maar eerlijk gezegd weet ik niet of dat ook voor anderen hier geldt. Het verloop is namelijk behoorlijk en telkens zie ik andere gezichten. Het zijn vooral nu Amerikanen die hier komen wonen.” Historisch besef valt daar inderdaad moeilijk van te verwachten. “Maar de sfeer is hier nog steeds bijzonder hoor. Ooit was dit een enorme arme wijk, en tegenwoordig moet je aardig over wat geld beschikken om hier iets te kunnen kopen. Gelukkig hebben mijn vrouw en ik een prima inkomen. En ja”, zegt hij met een tevreden glimlach, terwijl hij om zich heen kijkt, “dan kan je in dit magische gebied wonen.” Een zeer logische tevredenheid.

De wijk Batei Goral is in 1885 gesticht. Waarbij de eerdere wijken de stichters van Ashkenazische of Sefardische afkomst waren, is dit bij Batei Goral anders. Hier zijn het Jemenieten die hier hun zeer bescheiden huisjes bouwen. Dat zelf bouwen is voor hem geen probleem, omdat zij vaak de bouwvakkers zijn. De aanpalende wijk Mishkenot Yisrael heeft nog een lapje grond over en daar kunnen de Jemenieten voorlopig wonen. In eerste instantie wonen ze in tentjes of nog minder.
Al snel krijgen ze de mogelijkheid om daar twaalf woningen en één synagoge neer te zetten. De wijk zal nooit groter groeien dan die hoeveelheid. Kortom, Batei Goral is een klein wijkje. Mocht u de charmante wijk ooit een keer willen bezoeken, knipper dan niet teveel met uw ogen, want voor u het weet bent u de wijk weer uit. Die beperkte oppervlakte heeft er mede voor gezorgd dat Batei Goral niet als aparte wijk wordt genoemd. Voor het gemak betrekt men het bij het Ashkenazische Mishkenot Yisrael. Wat maakt een paar woningen meer of minder immers uit? Nou, het maakt mij wel uit, vooral ook door de unieke Jemenitische geschiedenis.

Over die historie blijkt deze bewoner het nodige over te kunnen vertellen. “Die arme mensen kwamen in de 1880’s uit Jemen in de absolute overtuiging dat Jeruzalem dé stad zou zijn die hen met open armen zou ontvangen. Zeker toen Jemen meer en meer liet blijken dat de joden beter konden vertrekken. Het was een lange reis vol ontberingen, maar het vooruitzicht van Jeruzalem deed veel leed wat verzachten.” Hij onderbreekt zichzelf en peilt even mijn blik. “Je vindt het toch wel interessant?” Dat is een simpele vraag. “Nou en of. Dit zijn precies dergelijke verhalen die ik graag wil horen!”. Blijkbaar kijk ik soms wat moeilijk, want de man heeft een zachte stem en zijn zoontje brabbelt ondertussen zijn eigen verhaal. Hij lijkt opgelucht en vervolgt: “Hier in Jeruzalem kregen ze echter een ijskoude ontvangst. Van liefdadigheid was amper sprake en velen moesten in tentjes leven of soms nog minder. In deze te bouwen wijk werd de mogelijkheid geboden om, als je werk had, mee te doen aan een loterij, een Goral. Indien je mazzel had dan kon je hier maximaal drie jaar wonen. Na die periode kon men weer meedingen met een nieuw lot.”

De man vertelt over hoe de Jemenitische joden met de nek werden aangekeken, door zowel de Sefardische als Ashkenazische joden. “Sommige Ashkenazische joden weigerden hen te zien als èchte joden.” ‘Fake Jews’, klinkt het Trumpiaans in mijn gedachten. “Ze zagen er immers anders uit, want ze hadden een donkere huid en droegen andere kleding. Die kleding was vaak kleurig, in plaats van het zwart/ wit van de reeds aanwezige Jeruzalem-bewoners. Bovendien spraken ze een raar soort dialect en waren ze vooral arm.” Zijn blik verraadt duidelijk dat hij het niet mee eens is, ondanks zij Ashkenazische wortels . “Het was zelf zó extreem zelfs dat het nog jaren duurde voordat men melk of gevogelte van Jemenieten durfde te kopen. Het was een keihard leven voor hen hier. Ze konden simpelweg geen goed doen”, verzucht hij hoofdschuddend. De ongelijkheid komt extra pijnlijk tot uiting bij de beloning van Sefardische/ Ashkenazische en Jemenitische werknemers. “De laatsten moesten het namelijk met veel minder doen dan de andere groepen. Waarop iemand droogjes de vraag stelt: ‘Zijn Jemenitische magen soms kleiner dan die van andere Joden?’ De man kan er nog steeds om lachen.

“Ken je trouwens de Goral-synagoge, aan het eind van de wijk???”, vraagt hij op bevlogen toon. Ik besluit een beetje te liegen: “Nee, volgens mij niet.” Hij hoeft immers niet te weten dat ik de synagoge ooit bij daglicht heb gezien met Anat. Toen ging ik er in mijn ontwapende onwetenheid vanuit dat de synagoge bij de wijk Mishkenot Yisrael hoorde. Met de alsmaar doorbabbelende zoonlief op de linkerarm en de volle kinderwagen aan de rechterhand lopen we naar de synagoge. Een tocht van een kleine 30 seconden.
“Kijk, dit is de eerste Jemenitische synagoge van Jeruzalem”, zegt hij met een lichtelijk trotse blik. “Hier werd de eerste Jemenitische religieuze school gestart, die zich vooral bezig hield met het eindeloos herhalen van gebeden en Torah-teksten. Aan het hoofd stond een zeer strenge leraar. Hij was een man van weinig woorden. In plaats van uitleg gebruikte hij simpelweg een zweep.” Hij maakt het gebaar en geluid van een zoevende zweep. Zijn zoontje zwijgt en kijkt zijn vader verbaasd en strak aan: ‘Zoiets doet papa anders nooit!.’ “En als de leraar niet kon lesgeven kreeg een leerling de zweep om de orde te houden. Het ding werd dan vooral gebruikt om oude, interne conflicten te beslechten”. Ach ja, dat klinkt net iets netter dan ‘keihard en genadeloos wraak nemen’.

De synagoge is bepaald geen een imposante verschijning, maar in de duisternis heeft het wel een eigen prettig lelijke charme. Zoals vrijwel alles in de schemering anders oogt dan in het knallende zonlicht. Hij lijkt nog iets te willen vertellen, maar lijkt plotseling te beseffen dat de tassen vlees in de kinderwagen onderhand richting de koeler moeten. En even snel zoals hij verscheen, verdwijnt hij weer. Even later als ik bij zijn bescheiden, maar knusse woning wat om me heen sta te kijken met de camera, hoor ik hem met zijn vrouw, ergens in de kelder, praten over onze ontmoeting: “Nederlanders gaan een boek maken over de Nachlaot.” Zijn vrouw geeft een kreetje van oprechte verbazing. Ik voel me nu vooral een geniepige afluisteraar, dus loop ik door.
Veel later, tijdens het doornemen van de foto’s, zie ik dat ik vader en zoon heb vastgelegd op de Mahane Yehuda Markt, op mijn weg naar de Nachlaot.

Wellicht zult u zich afvragen waar Anat is in deze blog en ik alles in de ik-vorm waarneem. Is er soms sprake van een conflict of keiharde machtsstrijd tussen Kroon en Van Maanen? Niets van dat alles, want ze zit gewoon veilig binnen. Veilig? Met haar nachtblindheid is dit namelijk een zeer gevaarlijk terrein, met gaten in de weg, laag hangende takken en vrijwel onzichtbare trapjes. Vandaar dus dit solo-optreden.
Het verhaal dat de man vertelt over de slechte behandeling van de Jemenieten stemt verre van vrolijk. Toch zijn er mensen te vinden in die mid-jaren 1880’’s die wel proberen de Jemenieten te helpen. Eén zo’n figuur is Joseph Navon, een succesvol sefardisch zakenman. Hij ontpopt zich tot een van belangrijke krachten achter de wijk en zijn bewoners. Hij doet zijn uiterste best om de Jemenieten een menswaardig bestaan te geven. Aangezien de meesten van hen amper een cent te makken hebben, maakt Navon voor hen mogelijk een eigen woning te bemachtigen.

Zoals u weet ben ik niet zo van het namen noemen, maar de naam van Joseph Navon mag simpelweg niet ontbreken, aangezien hij een doorslaggevende figuur zal worden in het nieuwe Jeruzalem, en daarmee ook in de komende blogs. Deze Navon heeft echter helemaal níets te maken met de dichter en ex-president met dezelfde achternaam die we een paar blogs geleden ook tegenkwamen: Yitzchak Navon. De prominente toneelschrijver en bewoner van Ohel Moshe, de vijfde president van Israel en naamgever van het huidige hypermoderne Centraal Station van Jeruzalem. De twee Navonnen staan volkomen los van elkaar.
De in Jeruzalem geboren en getogen Joseph Navon is zoals gezegd zakenman en het is bijna symbolisch te noemen dat hij rond 1885 zo’n prominente figuur wordt. In juli van datzelfde jaar overlijdt namelijk de zakenman-aller-zakenmannen: Sir Moshe Montefiore op ruim 100-jarige leeftijd. De man die ervoor zorgde dat mensen uiteindelijk buiten de stadsmuren durfden te gaan worden. Die met zijn Mishkenot Sha’ananim de allereerste wijk die muren bouwde. Nu Montefiore in Ramsgate (Kent) ligt begraven onder klassiek Jerusalem Stone, is het tijd voor een nieuwe generatie zakenlui om het stokje over te nemen. Joseph Navon heeft alles in zich om dat succesvol te gaan doen. Meer dan succesvol.

Terugkijkend lijkt Batei Goral vooral een soort van proef voor hem om te bekijken of het stichten van wijken een interessante business is. Al snel trekt hij de conclusie dat hij er voldoende zakelijk soelaas in ziet, want in 1887 koopt hij de grond voor een nieuw wijk(je). De verkoper is de vermogende vastgoedontwikkelaar Shalom Konstrum. De wijk draagt Konstrum’s (voor)naam: Sukkat Shalom. Het zal de eerste commerciële wijk worden, die zich dus niet primair richt op religie. Hier gaat het om winst maken en een goede huuropbrengst realiseren.
Sinds 1885 woont Navon aan Jaffa Street 66, in het hart van het nieuwe Jeruzalem èn op loopafstand van zijn nieuwste, nu nog bescheiden project. Hij koopt het huis van een andere zakenpartner, de Zwitsers protestante bankier Johannes Frutiger. Ook deze zakenman voelt dat dit het moment om nu versneld door te gaan met bouwen. Zeker nu er sprake is van een enorme woningnood. Angsten om buiten de muren te gaan wonen zijn duidelijk verdwenen. Deze drie gelijkgestemde zakelijke zielen, Navon, Konstrum en Frutiger, beseffen maar al te goed dat alle seinen op groen staan. Zoals u ziet komen er geen messianistische rabbijnen à la Rivlin meer aan te pas. Zakenlieden nemen nu doortastend èn zakelijk het religieus-idealistische stokje van hen over.

Dat deze wijk, net als Batei Goral bescheiden is qua opzet blijkt wel uit het feit dat niet meer dan 20 huizen worden gebouwd, en dat zal in de decennia daarna amper veranderen. Door deze beperkte omvang is Sukkat Shalom uiteindelijk niets meer dan een lange rechte straat geworden, onder de ‘verrassende’ naam ‘Sukkat Shalom Street’. De wijk vormt de meest oostelijk kant van de Nachlaot. Tegenwoordig is hier goed te zien hoe aan die oostelijke zijde het moderne Jeruzalem probeert op te rukken. Aan de ene kant zie je moderne, gerenoveerde woningen. Het oogt allemaal mooi, maar in mijn ogen soms wat te glad en te netjes. Voor het contrast kijk ik liever naar de andere kant van straat. Daar staan de woningen die ik verwacht: in elk denkbaar stadium van verval.
Wellicht zit u nu te wachten op boeiende, smeuïge of meeslepende verhalen over Sukkat Shalom, maar die zijn er eigenlijk amper. Nee, ik overdrijf. Die verhalen zijn er niet. Niet in de gedrukte verhalen en ook niet tijdens het scharrelen door de mini-wijk. Er gebeurt nauwelijks iets, en eigenlijk is dat hèt verhaal van Sukkat Shalom. Inderdaad niet bepaald boeiend.

Toch speelt de wijk een inspirerende rol: Het fungeert als springplank voor veel grotere projecten onder leiding van Joseph Navon. Navon wordt uiteindelijk de man die Jeruzalem zijn nieuwe, moderne gezicht geeft. De resultaten daarvan zijn ook nu nog goed zichtbaar. Hij loopt in 1882 al rond met grotere plannen. In dat jaar plaatst hij een kranten-advertentie waarin trots meldt hij land beschikbaar heeft voor iedereen: sefardisch, ashkenazisch, Jemenitisch. Het maakt hem niet uit.
De prikkel maakt echter geen enkele indruk. Het plan sterft een zachte en onzichtbare dood. Maar echte zakenmannen geven nooit op. Als hij 5 jaar later opnieuw een advertentie plaatst, met daarin dit keer veel aantrekkelijkere voorwaarden, begint het pas echt storm te lopen. Dit is voor Navon het startsein om vol op het bouworgel te gaan. Het woningtekort fungeert daarbij als een stevige rugwind.

Hij begint met wat later de belangrijkste, grootste en bekendste wijk van de Nachlaot zal worden: Mahane Yehuda. De kleinschaligheid gooit hij volkomen overboord en samen met zijn zakenmaten maakt hij er een enorm commercieel succes van. De wijk zal in de jaren 1920 de nabijgelegen markt opslokken. Deze zal door de jaren heen uitgroeien tot de bekendste markt van Israël. Een plek waar terroristen diverse keren bloeddorstig huishouden. De wijk wordt ook een plek waar scheuringen binnen rabbinale dynastieën plaats vinden, waardoor nu daar rabbijnen begraven liggen tussen de woningen, waar kunstenaars graag vertoeven, maar waar meer en meer de religie terrein wint waardoor luchtigheid meer en meer wordt verjaagt. En waar het lokale politiebureau een zeer dubieuze rol speelt bij de eerste politieke aanslag in Jeruzalem, met een vooraanstaande Nederlander als dodelijk slachtoffer.
Kortom, ook wij laten deze bescheiden, nogal slaperige wijkjes waar nagenoeg niets gebeurt achter ons. Hoogste tijd om onze blik te richten op Mahane Yehuda.

weer een heel verrassende rapportage! Van een bijna mystieke woonomgeving Batei Goral in de nacht naar Mahane Jehuda. Een en al genieten.
Dank je Anneriek. Sowieso de Nachtlaot in nachtsferen is een bijzonder iets. Trouwens ook bij daglicht ;-)